WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

woensdag 29 april 2009

Zoals de bananen


Bron: Flickr, foto: saharsh


Mijn stukje over de hangbrug schreef ik zonder veel nadenken. Ik liep al een tijdje rond met wat vage gedachten en ineens werden die me teveel en 'moest het eruit'. Het beeld van de hangbrug was niet eens de bedoeling, want ik zocht naar een plaatje van iemand die met z'n voeten op de ene kant van een kloof rust en met z'n handen op de andere, maar zo'n plaatje kon ik niet vinden en daardoor werd het verhaal ook een beetje anders.

Beelden gaan vaak mank en dat was in dit geval ook zo. Het luchtte me in elk geval op om het eens op te schrijven en de reacties gaven stof tot nadenken, wat altijd prettig is en aan bloggen een schijn van nuttigheid verleent.

Bij nader inzien denk ik dat ik twee dingen op een hoop heb gegooid die beide iets met een kloof vandoen hebben: 1. het gevoel dat ik allerlei nieuwe ontwikkelingen niet kan volgen omdat ze te ver van mijn werk afstaan en 2. het gevoel dat in de bibliotheekwereld vaak wél extra geld is voor dingen waar het moderne en innovatieve meteen vanaf straalt, maar veel minder vaak voor dingen die traditioneel overkomen en waar eventuele vernieuwing minder opvallend is.

Lijkt me stof voor minstens twee blogstukjes, waarvan vandaag het eerste.

Door het volgen van de 23dingen-cursus en vooral doordat ik danzkij die cursus meer ben gaan lezen over ontwikkelingen rond informatie, zoals b.v. ZB Digitaal of artikelen van Jan Klerk in Bibliotheekblad, heb ik met veel voor mij nieuwe dingen kennis gemaakt, d.w.z. er min of meer aan geroken. Aanvankelijk vond ik dat wel opwindend en ook al was die opwinding lang niet altijd enthousiasme, het zette me in elk geval aan het denken en dat is ook wel eens leuk.

Maar nu ik gedurende meer dan een jaar vrijwel dagelijks ZB Digitaal lees (en daarnaast ook nog wel eens wat anders, b.v. artikelen waar op ZB Digitaal naar verwezen wordt, of wat anderen op hun blog schrijven, of wat over 'digitale zaken' in de krant staat) begin ik me zo langzamerhand af te vragen waarom ik dat eigenlijk doe. Je zou kunnen zeggen: het is nu eenmaal je vak, als je bibliothecaris bent hoor je zulke dingen bij te houden. Aanvankelijk dacht ik dat zelf ook wel, maar inmiddels begin ik daar aan te twijfelen. Ik ben dan misschien bibliothecaris (zij het ongediplomeerd), maar mijn werk is het maken van wisselcollecties voor instellingen en niets anders. Om dat werk goed te doen is het in de eerste plaats nuttig om wat van boeken te weten, daarnaast eventueel van demografische ontwikkelingen, van ontwikkelingen in de zorg, van het leesgedrag van ouderen, van e-books (die volgens mij in het bijzonder voor ouderen heel nuttig kunnen zijn), en nog wel een paar dingen.

Wat ik lees over Torrentsites, Augmented Reality, mobiel bloggen, al dan niet legaal downloaden, om een paar voorbeelden te noemen, heeft slechts hoogst zelden een raakvlak met wat ik op mijn werk doe. Dat hoeft natuurlijk geen probleem te zijn, want ook dingen die ver van je af staan kunnen interessant zijn (wat ook een van de redenen is waarom ik van lezen houd), maar ik merk dat ik ze door het hoge abstractieniveau dat ze voor mij hebben meestal niet goed begrijp en nog minder kan onthouden en vooral dat ik de moed niet heb om te proberen ze wél te begrijpen en te onthouden. Hierover tobbend bedacht ik de theorie dat je iets nieuws pas écht kunt begrijpen (en beoordelen) als het aansluit bij wat je al doet. Dat zal vast niet voor iedereen gelden, maar voor mij lijkt het in elk geval op te gaan. Nieuwe kennis heeft een referentiekader nodig, zoiets. En dat kader ontbreekt in mijn geval.

Toen ik dat allemaal zo'n beetje bedacht had, dacht ik: maar dit is eigenlijk het verhaal van de man en de bananen en de vrachtauto, hoe ging dat ook alweer precies? En ik probeerde het te vinden. Nou, laat dat maar aan Google over, je tikt in 'man bananen vrachtauto' en je vindt het (hier). Ik denk dat het voor 'mijn generatie' (en niet alleen voor de antropologen onder ons) een bekend voorbeeld is, maar misschien is het inmiddels door andere verhalen vervangen, dus ik geef het maar even door. Ik hoop dat wat ik bedoel er (zo nodig en voor wie dat wil) wat duidelijker van wordt.

Een anekdote die studenten antropologie traditioneel aan het begin van hun studie te horen krijgen is hierbij illustratief. Een antropoloog ontdekt ergens diep in de jungle van Nieuw Guinea een volk dat nog in het Stenen Tijdperk leeft. Hij neemt één van de stamleden mee naar de stad, om hem rond te leiden in de wonderen van de moderne tijd. Na afloop van de rondleiding door de drukke stad, in de rust van een hotelkamer, vraagt de antropoloog de man wat hij gezien heeft. De man antwoordt dat hij helemaal niets gezien heeft. Pas na lang aandringen, oppert hij aarzelend dat hem iets is bijgebleven: een man die met ongelofelijk veel bananen op zijn rug heel hard voorbij rende. De antropoloog concludeert uiteindelijk dat de man een met bananen volgeladen vrachtwagen moet bedoelen die voorbij reed.

Antropologiestudenten moeten de volgende lering uit de anekdote trekken: het hebben
van een theorie over de wereld is onontbeerlijk om de wereld zelfs maar waar te nemen; harde feiten bestaan voor mensen niet los van een verhaal dat ze begrijpelijk maakt. Het enige dat de man uit de jungle in de stad in verband kon brengen met zijn wereld, waren de bananen; al het andere bleef een onbegrijpelijke chaos - een onontwarbare kluwen zintuiglijke indrukken. Gebeurtenissen worden pas harde feiten als ze in een verhaal passen, als ze in een groter verband worden geplaatst. De wereld mag dan wel uit harde feiten bestaan, pas als we ze een plek in een wereldbeeld kunnen geven, krijgen ze betekenis.

maandag 27 april 2009

Twitteraardezes 5






















Bron: Flickr, foto: natfly


Ik schreef dat ik het leukste van twitter vond om in 140 posities een fatsoenlijke zin te maken. Misschien is dat toch niet helemaal waar en vond ik het net zo leuk om te lezen wat anderen schreven; zoiets is natuurlijk moeilijk te meten. In elk geval: wat anderen schreven boeide me aanvankelijk zeer en interesseert me nog steeds voldoende om af en toe te lezen wat sommige twitteraars schrijven. En heel soms reageer ik daar ook nog wel op, wat mensen dan doet opmerken: je was toch gestopt?? Ja, inderdaad, ik ben gestopt met actief twitteren, maar passief twitter ik nog een klein beetje door ('om het af te leren').

Wat boeide me aanvankelijk in mijn medetwitteraars? Dat was denk ik wat Grunberg in Kamermeisjes & soldaten zo omschrijft: 'Ik schrijf omdat ik wil weten hoe mensen dat doen, leven.' Waarbij in mijn geval 'schrijf' vervangen moet worden door 'twitter'. Grunberg ging om op deze vraag een antwoord te vinden o.a. naar Afghanistan en Irak, ik ging op twitter. Het eerste is uiteraard moeilijker dan het tweede en Grunberg brengt er bovendien ook onvergelijkbaar veel beter verslag over uit, maar een kleine overeenkomst is misschien de verwondering.

Wat mij verwonderde op twitter is hoe geordend en verstandig mijn twitterende medemens leeft. Twitteraars zijn hard aan het werk, ze vergaderen, schrijven rapporten en soms zelfs boeken en nemen daarna een welverdiend biertje, ze hangen op een lentedag met plezier hun was buiten, zemen hun ramen, bezoeken hun familie, luisteren naar muziek (en laten hun medetwitteraars via BLIP.fm weten welke muziek dat is), laten hun hond uit (voor zover ze die hebben), brengen en halen hun kinderen (idem), staan ook op zondag vroeg op en eten dan croissantjes, ze wandelen, of doen aan hardlopen, rijden paard, gaan naar toneelstukken en films en lezen boeken. Daarbij zijn ze ook nog 's aardig en hartelijk en geven je antwoord als je om raad vraagt. Kortom, een wereld waarin het goed toeven is. Ik vond het fijn daar even bij te horen, maar na een poosje werd het toch ook een wereld waarin ik me niet echt meer op m'n gemak voelde, misschien omdat ik geen hond heb en bang ben voor paarden, of omdat ik tijdens het schrijven nooit naar muziek luister, de was zonder enthousiasme buiten hang en slechts hoogst zelden mijn ramen zeem, ik weet het niet. Maar waarschijnlijk vooral omdat ik denk: zo kom ik er ook al niet achter 'hoe mensen dat doen, leven', maar ontdek ik alleen maar hoe mensen willen overkomen (óf, misschien, hoe twitterende mensen leven, maar hoe representatief zijn die eigenlijk?).

Dat nooit eens iemand twittert 'net mijn vrouw een blauw oog geslagen' of 'voor de 3e keer deze week brood gegeten omdat ik geen zin had om te koken' of 'na vier borrels met 140 km. naar huis gescheurd', dat kan ik helemaal begrijpen, ik zou het zelf ook niet opschrijven en misschien doen twitteraars zulke slechte dingen ook helemaal niet (en ik ook niet natuurlijk). Maar daarmee wordt twitter voor mijn gevoel nogal 'politiek correct' om het zo maar te noemen. Dat vond ik aanvankelijk prettig en veilig, na een tijdje vond ik het een beetje benauwend.

Twitter is ook heel geschikt om informatie mee over te brengen, d.w.z. om links naar artikelen e.d. door te geven. Veel mensen doen dat. Aanvankelijk probeerde ik die artikelen dan te lezen, maar al snel werd dat me teveel. Ik klikte er op en dacht af en toe 'interessant' en markeerde het bericht met een sterretje om het later nog eens op te zoeken, maar van dat opzoeken is het tot nu toe niet gekomen. Ik geef het maar eerlijk toe: ik kan er eigenlijk geen informatie meer bijhebben en dus is die kant van twitter voor mij zinloos.

Dan het meest genante van mijn twitter-avontuur en de doorslaggevende reden om er mee op te houden: ik besefte dat ik bezig was te proberen leuk en interessant te twitteren, dus om in die 140 posities pakkende statements af te geven. Omdat ik al snel doorhad dat mijn leven niet geschikt is om spannend over te twitteren, probeerde ik te schrijven over dingen als het eten van een broodje en het drinken van een glas karnemelk. Maar ik realiseerde me gelukkig bijtijds dat je van het niveau van J.J. Voskuil moet zijn om daar iets van te maken.

Al met al dus wat mij betreft, zoals dat op twitter heet: twexit!

zondag 26 april 2009

Op de hangbrug


















Bron: Flickr, foto: studiocurve

Vandaag las ik een paar verslagen (o.a. hier en hier) van deelnemers aan UGame-ULearn en daardoor werd een vage gedachte waar ik al een paar paar weken mee rondloop wat minder vaag. Het is deze gedachte: er is een kloof tussen mij en een deel van de bibliotheekwereld. Of ik de enige ben aan mijn kant van de kloof weet ik niet en ik denk eigenlijk van niet, maar ik weet niet hoeveel mensen aan mijn kant zich van die kloof bewust zijn. Evenmin weet ik dat van de overkant, al lees ik daar wel af en toe 'dat anderen nog niet zover zijn' e.d., wat op een kloofbewustzijn wijst. Maar dat ik zelf een kloof ervaar is zeker. Ik heb het afgelopen jaar geprobeerd die kloof over te steken en er zijn me daartoe ook wel enige helpende handen toegestoken, maar ik realiseer me meer en meer dat het me niet is gelukt.

Het zou makkelijk zijn om te zeggen: dat ligt aan jezelf, je bent nu eenmaal conservatief en tegen de vernieuwing want je houdt niet eens van twitter en je wilt ook al niet netwerken, en ik zou dat ook best willen toegeven als het zo was, maar ik denk toch dat het dat niet is. Het zijn, in elk geval voor mij, de omstandigheden, te weten het werk dat ik doe, de status ervan en de waardering die ervoor is, en vooral: dat algemeen gedacht wordt dat dit werk (het maken van collecties voor zorginstellingen) iets is waar vernieuwing niet aan besteed is.

Vroeger, d.w.z. vóór ik de 23dingen-cursus moest en ging volgen, was ik een tamelijk tevreden collectiemaker. Toen kwam de cursus, die voor mij vooral als effect had dat ik nieuwsgierig werd naar wat zich elders in de bibliotheekwereld afspeelde. Hoewel lang niet alles wat ik ontdekte me beviel, waren er wel degelijk dingen die me enthousiast maakten. Inmiddels is me duidelijk geworden dat je met enthousiasme pas ergens komt als het past bij wat in de politiek en bij de bibliotheekdirecties in de belangstelling staat en om die reden (extra) subsidie kan krijgen teneinde verder ontwikkeld te worden. En collecties voor zorginstellingen staan nu eenmaal (net als b.v. bibliobussen) niet erg hoog op de prioriteitenlijstjes. Niemand ontkent rechtstreeks het belang van bewonersbibliotheken, maar ook niemand heeft het over de mogelijkheden tot innovatie ervan. Nou ja, ik wel af en toe, maar dat zet geen zoden aan de dijk.

Wat wil ik hiermee zeggen? Dat ik meer en meer de neiging voel me terug te trekken aan mijn kant van de kloof. Het voelt inmiddels alsof ik me halverwege een wiebelende hangbrug bevind, en dat voelt niet prettig. De overkant zal ik niet halen, dus wat moet ik? Teruggaan nu het nog kan lijkt de enige oplossing.

Is dit teveel in metaforen geschreven? Of snapt toch iemand het?

Twitteraardezes 4















Bron: Flickr, foto: langatos


Vanuit de trein kun je momenteel hier en daar tulpenvelden zien. Je kijkt toevallig naar buiten, ziet een reeks van die velden voorbijschieten en denkt: mooi. De mevrouw die naast je zit zou het misschien ook mooi vinden, maar zij leest haar krantje. Je denkt heel even: zal ik haar aanstoten? maar dat doe je natuurlijk niet. In plaats daarvan pak je je mobiele twitterding en twittert 'Rij net in de trein langs tulpenvelden. Mooi! Ik snap die toeristen wel. De mevrouw naast mij ziet helaas niets want zij leest haar krantje.' (Precies 140 posities, tel maar na.) En als je, zoals ik, geen mobiel twitterding hebt, dan ga je als je thuis bent achter je pc zitten en twittert het (ietsje anders natuurlijk) alsnog.

(En als je niet meer twittert kun je er altijd nog een blogstukje van maken.)

zaterdag 25 april 2009

Twitteraardezes 3


















Foto hier gevonden.

Aan dit weblog hangen nog allerlei losse draadjes die om verder breien of afhechten vragen. Ik zou b.v. nog vertellen wat ik leuk vond aan twitter (maar niet leuk genoeg om er mee door te gaan). Het leukste vond ik geloof ik de uitdaging om met de beperking van 140 posities toch een fatsoenlijke zin te maken. Het gaf voldoening als dat lukte, net zoals het me vroeger op de financiële administratie voldoening gaf om in een beperkt aantal posities zoveel mogelijk informatie te stoppen. Het verschil is dat ik bij het boeken van facturen precies wist wat nuttige informatie was, terwijl dat bij twitter niet het geval was. Sterker nog: op twitter had ik niets nuttigs te vertellen. Dat hoeft ook helemaal niet en de oorspronkelijke bedoeling van twitter was om een paar keer per dag de vraag 'wat ben je aan het doen?' te beantwoorden, waardoor logisch gezien elk twitterbericht hetzelfde zou moeten zijn: ik zit te twitteren. Zo werkt het natuurlijk niet en mensen vertellen wat ze zojuist of eerder op de dag gedaan hebben, waar ze mee bezig waren en zometeen mee verder gaan, wat ze van plan zijn te gaan doen, wat ze eigenlijk zouden moeten doen, enz.

Ik heb ongeveer 20 instanties gevolgd (bibliotheken, de NRC, Pauw&Witteman e.d.) en zo'n 25 mensen. Daar waren wat collega's bij, enkele min of meer 'bekende Nederlanders', wat grootheden in de bibliotheekwereld en verder mensen die ik op twitter 'ontmoet' heb. Hoe die ontmoetingen gegaan waren wist ik meestal de volgende dag al niet meer: vooral in het begin zat ik vaak hier en daar wat te lezen, klikte 's door en klikte nog 's door, zag een paar aardige regeltjes en dacht: laat ik die persoon maar eens gaan 'volgen'. Soms kreeg ik een melding dat iemand mij volgde en meestal was ik dan, behalve als het b.v. een diepgedecolleteerde Amerikaans dame was die al 5000 ander mensen volgde en schreef 'hi, i like your tweets', wel zo nieuwsgierig om die ander op mijn beurt te gaan volgen. (Die Amerikaanse dames (en heren) leken mij commerciele bedoelingen te hebben, al had ik geen idee welke.)

Aardig aan twitter vond ik de vrijblijvendheid en dat was ook de reden dat ik het geprobeerd heb. Bij andere 'sociale sites' moet je vragen 'wil je vrienden met me worden?' en hoewel ik weet dat dat weinig voorstelt is het iets wat ik me voorgenomen heb nooit te doen omdat ik het als iets onbeschaamds ervaar. (Niemand begrijpt dat geloof ik, maar dat doet er niet toe.) Op twitter hoeft dat dus niet: je kunt geheel vrijblijvend iemand gaan volgen en daar ook gewoon weer mee ophouden en anderen kunnen vrijblijvend een kijkje in jouw twitterleven nemen. En je kunt als je wilt mensen 'blokkeren' van wie je echt niet wilt dat ze je volgen. Je kunt er ook nog voor kiezen alleen mensen toe te laten die zich eerst hebben aangemeld (dat heb ik niet gedaan, want dan dwing je een ander toch weer tot een soort 'wil je vrienden worden?' vragen). Dit alles nam me voor twitter in.

Voor mij is twitter de eerste sociale site die ik er leuk vind uitzien. Hyves b.v. vind ik erg lelijk en dat geldt in mindere of meerdere mate voor alle sites die ik door de 23dingen-cursus heb leren kennen. Dat heeft me altijd verbaasd: waarom moet gratis ook meteen lelijk zijn?

Leuk aan twitter is natuurlijk ook dat je kennis kunt nemen van wat anderen over zichzelf kwijt willen. Wat mensen kwijt willen zegt nog niet zoveel over ze, maar toch wel iets. Dat twitter tot meer 'transparantie' leidt lijkt me in zijn algemeenheid grote flauwekul. Ja, mensen die toch al mededeelzaam zijn over zichzelf worden dat op twitter nog een beetje meer, maar mensen die liefst niet al te veel over zichzelf prijsgeven hebben met twitter een prachtgelegenheid om hun rookgordijn nog wat ondoorzichtiger te maken. Ik heb het al vaker gezegd en ik vind het nog steeds een heel goede (ik zou bijna zeggen: geniale) observatie: internet verandert dingen niet, maar vergoot ze uit. (Ik weet het niet helemaal zeker maar ga er van uit dat het Karin Spaink was die dit zei.)

Ik merk dat dit stuk alweer lang genoeg (of zo je wilt: te lang) is voor een 'posting'. Een volgende keer verder dan maar. Het is beslist een groot wonder dat ik me vijf weken lang hebben weten uit te drukken in 140 posities...

vrijdag 24 april 2009

Omroepbericht

















Foto hier gevonden.

Ik lees momenteel niet veel en van eens ergens over nadenken komt ook maar weinig, maar ik zit wel vaak in de trein en daar hoorde ik gisteravond, vlak voor station Leiden, het volgende:

'Goedenavond dames en heren! Het volgende station is Utrecht-Centraal.'

(even stilte)

'Herstel! Het volgende station is Leiden. De conducteur was even het spoor bijster. Excuses voor de vergissing.'

woensdag 22 april 2009

Zoek een boek 2
















Bron: Flickr, foto: tdietmut


Nog een klein verhaaltje over de bibliotheek. Een paar weken geleden was ik in de Centrale van Bibliotheek Rotterdam om daar een paar boeken te zoeken waaruit ik misschien een marathoncitaat (d.w.z. een citaat over een marathon) kon halen. Hoewel ik wel iets weet van zoeken in een catalogus, of misschien juist omdát ik er iets van weet en daarom teveel gewend ben aan een bepaalde manier van zoeken, hoe het ook zij: ik kon niet ontdekken op welke verdieping ik het boek dat ik wilde inkijken kon vinden. Dat vroeg ik daarom aan de aanwezige bibliothecaris, die mij liet zien waar dat stond (ik bedoel nu de plaatsing, niet het boek). Nu ik toch iemand had aangesproken gooide ik er meteen nog maar een vraag tegenaan: wat betekent 'De exemplaren van de Centrale worden benadrukt'? Die zin stond namelijk boven het lijstje titels dat ik tevoorschijn had gebracht met mijn zoekactie. Ik kreeg uitleg en begreep dat het betekende dat de exemplaren van de Centrale als eerste vermeld werden. Daaronder kwamen dan die van de filialen. In een filiaal zou dus waarschijnlijk iets staan als 'De exemplaren van Blijdorp worden benadrukt'.

Af en toe heb ik de irritante neiging de mensen iets te willen bijbrengen. (Zo zei ik pas nog tegen een meisje dat -zachtjes- was aangereden door een auto omdat ze aan de verkeerde kant fietste: je moet ook aan de andere kant rijden. 'Dat is nou echt zo'n opmerking waar ik niks mee kan,' zei dat meisje.) Ook nu liet die neiging zich even niet onderdrukken en ik vroeg: kan er dan niet beter staan 'De exemplaren van de Centrale staan bovenaan'? Mij leek dat nl. toch wel een stukje duidelijker. Het antwoord was: je kunt het toch nooit iedereen naar de zin maken, dat zie je ook bij de uitleenautomaten, de een raakt ervan in paniek en de ander kan er prima mee overweg, en dat ligt niet aan leeftijd, pas was er nog een jong meisje dat helemaal in de war raakte en geholpen moest worden maar een oude dame wilde het gewoon alleen doen.

En daar kon ik niks tegenin brengen: je maakt het nooit iedereen naar de zin, dat is waar.

Trouwens, ik kon in de catalogus nergens het literaire hardlooptijdschrift '42' vinden, waarvan ik toevallig wist dat het bestond, maar toen ik het boek waarvan ik nu wist waar het moest staan ging zoeken (en het vond), stonden daar opeens ook een paar exemplaren van '42', dus dat was weer een meevallertje. ('Je moet het maar deur mekaar nemen,' zei mijn oma dan.)

dinsdag 21 april 2009

Zoek een boek













Plaatje hier gevonden.


Zomaar maar een verhaaltje over de bibliotheek. Een van mijn dochters heeft al enige tijd een (studie)boek nodig en had dit boek gereserveerd bij de KB. Omdat het boek er na 6 weken nog niet was vroeg zij, toen ze daar een ander boek ging ophalen, of er al zicht op was wanneer het gereserveerde boek er zou kunnen zijn. De bibliothecaris keek in de catalogus en zei: dat boek is in 1988 uitgeleend en nooit teruggebracht.

Hetzelfde boek zit ook in de collectie van Museum Boerhave in Leiden en de catalogus vermeldde: niet uitgeleend. Toen mijn dochter zich bij de bibliotheek van Boerhave vervoegde bleek het boek tóch te zijn uitgeleend. Helaas bood de catalogus nog niet de mogelijkheid die informatie te vermelden. Het boek bleek al diverse keren te zijn aangemaand, maar bevond zich nog bij een lener. De bibliothecaris was zo vriendelijk de lener te bellen, maar die was niet thuis.

Het boek zou ook aanwezig zijn in de bibliotheek van de Erasmus Universiteit. Mijn dochter vaardigde haar zus af, die daar een pasje heeft. Het boek was niet uitgeleend maar stond helaas ook niet op zijn plaats en evenmin op belendende planken. De bibliothecaris kon het ook niet vinden. Nu gaat mijn dochter donderdag naar de UvA, waar het boek in tweevoud aanwezig heet te zijn. Wij zijn benieuwd.

Nee, in Google-books zit het ook niet.

maandag 20 april 2009

wow-momentje












Plaatje
hier gevonden.

Ik schreef een keer iets over David Grossman, die vertelde dat hij er zich pas toen hij het woord 'frustratie' had leren kennen van bewust werd dat hij wel eens gefrustreerd was. Zo leerde ik het afgelopen weekend ook een nieuw woord: WOW-moment. En geloof het of niet, vanmorgen had ik er al eentje, al schrijf ik het voor de veiligheid nog maar even als wow-moment. Een echte WOW heb je schijnt het in een grote zaal, met duizenden andere mensen die hem ook hebben, maar deze had ik in de trein in mijn eentje. Maar toch was het er een. Omdat je zo'n wow-moment eigenlijk hoort te 'delen' schrijf ik het even op. Voor wie pluk de dag van Buddingh' niet kent blijft deze ervaring waarschijnlijk raadselachtig, maar voor degenen die het wél kennen is er een kansje dat ze hem kunnen meevoelen.

Ik zat dus in de trein, en bladerde in de gedichten 1938/1970 van C. Buddingh'. Toen las ik een gedicht dat ik nog niet kende en waar ik (eventjes, maar toch) hardop om moest lachen:

boodschap

van de week liep ik even bij de groenteman binnen
om in telefonische opdracht van wiebe
een pot jam te halen: kersen
(maar die was er niet, wel aardbeien)
terwijl ik betaalde zei de groenteman:
'ja, dat deksel past niet
op een sandwich-spread potje.'

zo ziet men: langzaam maar zeker
komt de poëzie toch waar ze zijn moet

zaterdag 18 april 2009

Vanwege Susan Boyle
















Vanmorgen zat ik achter de pc. Mijn bedoeling was om iets te gaan schrijven over wat ik leuk vond aan twitter óf om de draad van mijn stukje over 'sociaal op het net maar a-sociaal in de trein' weer op te pakken. Maar eerst keek ik, zoals meestal als ik achter de pc ga zitten om iets op mijn blog te schrijven, op ZB Digitaal. Gisteren had ik daar kennis gemaakt met het fenomeen Susan Boyle. Dat ik niet eerder van deze mevrouw gehoord had bleek aan te tonen dat ik een week had 'zitten suffen'. Dat wou ik graag toegeven, ik suf inderdaad vrij veel en als ik niet suf lees ik wel eens een boek en daar komt Mrs. Boyle (nog) niet in voor.

Maar vandaag las ik in een reactie over de ontdekking van Boyle:

Wie hier niets bij voelt is een contactgestoorde idioot en kun je beter niet betrekken bij het vernieuwen van het bibliotheekwerk.

En toen werd ik toch wel een beetje treurig. Want ik voelde er best wat bij, maar vast niet wat ik zou moeten voelen om niet bij de contactgestoorde idioten te horen. Toen ik me dit realiseerde had ik nog net genoeg energie om erop te reageren, maar vervolgens ontzonk me de moed om nog iets over twitter of 'sociaal versus a-sociaal' te schrijven.

Die moed moet nu dus weer even verzameld worden. Dat zal vast wel lukken. Tot later dus.

Zie hier voor de posting (+ reacties) op ZB Digitaal.

donderdag 16 april 2009

Twitteraardezes 2















Cartoon hier gevonden.


Vandaag heb ik besloten niet meer te twitteren. Het was leuk voor zolang het duurde en het was beslist een uitdaging om die 140 posities zo goed mogelijk te gebruiken, maar ik begon me er langzaamaan toch ongemakkelijk bij te voelen. Over mijn werk ben ik snel uitgetwitterd, een netwerk heb ik niet en over de rest van mijn leven valt ook niet veel te vertellen: ik sta op en ga naar bed, tussendoor ga ik 's naar Albert Heijn en af en toe lees ik een boek. Het lukt misschien vijf weken om e.e.a. een beetje afwisselend te formuleren, maar dan begint de herhaling toch echt toe te slaan.

Mijn twitcit probeer ik nog wel een tijdje vol te houden, want de literatuur is gelukkig aanzienlijk veelzijdiger dan mijn bestaan. (Vandaar ook dat ik zo graag lees.)

Toen ik in het begin van mijn twitterbestaan me een keer afvroeg hoe het sommige mensen toch lukt om honderden anderen te 'volgen' wees Tenaaval mij op dit artikel. En toen wist ik het eigenlijk al: ik ben geen twitteraar. Dat kwam door deze regels:

De vraag van iedere niet twitteraar is dus ook: waarom zou ik dat willen weten? En waarom zou ik dat zelf met de wereld willen delen? Lijkt logisch, maar afkomstig van hetzelfde soort mensen dat bij de opmars van de mobiele telefoon uitriep: “Waarom zou ik overal bereikbaar willen zijn? En als ik zelf wil bellen loop ik wel even naar een telefooncel!”.

En tot dat soort mensen hoor ik inderdaad: ik heb wel een mobiele telefoon, maar ik heb hem zelden aan staan en vrijwel niemand weet mijn nummer. Dus waarom zou ik via twitter opeens met tientallen mensen in contact willen komen?

Ik ga in de lunchpauze nooit in de kantine eten omdat ik geen zin heb om te praten. En nu zat ik ineens elke dag in mijn lunchpauze te twitteren. Toen ik me het paradoxale hiervan realiseerde was het slechts een kwestie van tijd totdat ik, in mijn lunchpauze, besloot er weer mee op te houden. Ik zal binnenkort nog wel eens uitleggen waarom ik het toch vijf weken leuk heb gevonden.

woensdag 15 april 2009

Moralistisch praatje 2


Foto hier gevonden.


Over twitter ben ik nog niet uitgedacht, maar dat je er af en toe iets aardigs kunt oppikken is zeker. Gisteren verwees Jan naar een artikeltje, dat zo begint:

Wetenschappers waarschuwen voor ongevoeligheid voor menselijk leed en moraal door veelvuldig gebruik van snelle nieuws bulletins zoals op Twitter of Facebook.

Oorzaak hiervoor ligt in het menselijk brein dat simpelweg niet genoeg tijd krijgt om alle informatie te verwerken.

(Laten we het even niet over taal- en spatiegebruik hebben.)

Ik was meteen terug bij wat ik dacht aan het begin van de 23dingen-cursus. Hoewel ik wel 's van hyves e.d. gehoord had, maakte ik pas door de cursus echt kennis met het fenomeen 'social sites'. Ik schrok er een beetje van en had moeite met het enthousiasme waarmee dit soort sites, waarop je vanalles kon 'delen', ons in de cursus werd aangeprezen. Om te beginnen moest ik wennen aan de woordinflatie van 'sociaal' en 'vriend', maar het accepteren daarvan ging gelukkig vrij snel. Woordinflatie vind je tenslotte overal: wat vroeger met 'knap gedaan' werd geprezen wordt tegenwoordig 'geniaal' genoemd. En dat alles relatief is, was me ook al langer bekend.

Wat me het meeste trof, en waar ik nog steeds niet helemaal aan gewend ben, was het contrast tussen al dat sociale 'delen' via internet en het egoïsme dat ik dagelijks in de trein meemaak. Misschien heb ik er tijdens de cursus ook wel wat over opgeschreven, dat weet ik niet meer, maar ik herinner me in elk geval dat ik het toen meermalen gedacht heb.

Reis maar eens vier dagen per week met een te volle trein en bestudeer je medemens en jezelf. Kijk b.v. eens wat er gebeurt als een oude mevrouw met een stok een volle coupé binnenkomt. Áls er al iemand voor haar opstaat is dat 9 van de 10 keer een iets minder oude mevrouw die nog net géén stok nodig heeft. De rest van de aanwezigen laptopt, iPodt, belt, sms't, twittert, slaapt, staart of kletst zonder op- of omkijken verder, of leest door in zijn krant(je) of boek (het laatste komt vaker voor dan je misschien denkt). Minder frequent, maar ook regelmatig te zien: doorgaan met nagels vijlen, make-up aanbrengen, zoenen, kaarten schrijven, sudoku oplossen, werkstukken nakijken, AH-kant-en-klaar-maaltijden eten, koffie/thee/bier/cola drinken. De collectieve denkwolk bevat de tekst 'Als ouwe mensen zo nodig met de trein moeten, laat ze dat dan buiten het spitsuur doen!'

En dan ook nog 's dat tergend langzaam en met duidelijke tegenzin je tas van de plaats naast je weghalen als iemand vraagt of hij daar mag zitten...

Voor wie het nog niet doorhad: ik ben zelf natuurlijk die oude mevrouw die nog zonder stok loopt (of eventueel de jonge mevrouw die toevallig niet meer zwanger is). Mijn tas houd ik altijd op schoot, maar verder ben ik inmiddels net zo a-sociaal als de rest: ik duw en elleboog zo nodig om een zitplaats te bemachtigen. Ik ben daar niet echt goed in, maar heb als voordeel dat ik, omdat ik meestal dezelfde trein neem, aardig kan inschatten waar de deur gaat komen, zodat ik vaak bij de eersten die kunnen instappen behoor. Daarna hoop ik uiteraard hevig dat er geen oude-dames-met-stokken of zwangeren zullen komen. Gelukkig is dat meestal ook niet het geval.

Er was geloof ik een verband met het artikel waar Jan op wees, maar dat ben ik nu even kwijt. Een volgende keer maar weer.

Dit was het vorige moralistische praatje.

maandag 13 april 2009

Twitteraardezes










Ik heb ergens (gevonden via ZB Digitaal) gelezen dat je minstens een maand getwitterd moet hebben om er over te kunnen oordelen. Dat kan ik nu dus, want mijn eerste 'tweet' (zie boven) is van 5 weken geleden. En, wat vind ik er nu van? Dat weet ik eigenlijk nog steeds niet goed, maar misschien wordt het me duidelijker door er iets over op te schrijven.

Laat ik eerst maar eens opbiechten waarom ik eigenlijk 'op twitter gegaan ben'. Dat ik er al heel wat over had gelezen, legde natuurlijk een basis, maar over hyves had ik ook veel gelezen en ik heb nooit één seconde de behoefte gevoeld me daarvoor aan te melden, en toen ik het vanwege de 23dingen toch moest doen had ik maar een gedachte: snel weer weg hier (wat overigens niet lukte, dus mijn hyves-account bestaat nog).

De aanleiding om te gaan twitteren was bepaald niet positief, want het kwam door een kwaaie bui. Die kreeg ik toen ik iets las over 'kamertweets'. Ik wist al dat minister Verhagen twitterde en had wat hij schreef verschillende keren gelezen en er ook al een kleine discussie met ZB Digitaal over gevoerd. Toen ik n.a.v. kamertweets wéér eens las dat twitterende politici zouden zorgen voor 'transparantie' en 'dichter bij de burgers staan' werd mijn ergernis langzaamaan woede. Ziet nou niemand dat dat onzin is?? dacht ik. Hoe kun je in 140 posities transparant zijn? Hoe kun je dichter bij de burgers komen als het contact alleen maar is vol te houden zolang een beperkte groep burgers twittervragen aan je stelt? En het is toch algemeen bekend dat wat iemand zegt vaak juist bedoeld is om te versluieren wat hij níet wil zeggen? Waarom houden politici zich niet bezig met belangrijker dingen?? Dat soort vragen dus. (Ik weet dat er mensen zijn die hier heel goeie antwoorden op kunnen geven, maar die zullen mij vrees ik niet overtuigen, dus doe geen moeite.)

Ik dacht: laat ik nou 's een keer niet zo'n chagrijnig stukje schrijven, maar het een beetje ironisch aanpakken. Dat werd deze posting. Waarin de ironie blijkbaar te goed verstopt zat, want verschillende mensen namen hem geheel serieus. Mijn verwijzing naar de emigratiebeurs zal misschien wel niemand hebben doen denken dat ik eigenlijk bedoelde 'wat is dit toch voor land?!' terwijl dat toch het enige was wat ik ermee wilde zeggen.

Kwaad en wel (en, de eerlijk gebiedt het mij te zeggen, na enig whiskygebruik) kreeg ik toen ineens het idee: ik ga zelf wel op dat twitter! Zo gedacht, zo gedaan, want het bleek nogal simpel om je aan te melden. En zo kwam van het een het ander. Maar daarover een volgende keer. Dit is wel weer even genoeg bekentenislectuur.

zaterdag 11 april 2009

Taal telt weer 2 - vervolg

Héél soms kun je iets (doen) veranderen, kijk maar.










is nu:











waarbij ik níet verantwoordelijk ben voor het verwijderen van de 'e' achter bestaand.

De literatuur ligt op straat 2


















Foto van BoekenDingen.


Het was even zoeken, maar voor de liefhebbers én voor wie toch twijfelde aan ons gezonde verstand, zijn hier de twee gedichten van C. Buddingh' waar het gesprek over de postelastieken op gebaseerd was.


geen schaartje

'hé, dat lijkt wel een schaartje,
wat daar op de grond ligt,' dacht ik,
'een stoffig, grijsgroen schaartje'

maar toen ik beter keek zag ik
dat het geen schaartje was,
maar een elastiekje, ineengekringeld
in de vorm van een schaartje



geen brilmontuurtje

'hé, dat lijkt wel een brilmontuurtje,
wat daar op tafel ligt,' dacht ik,
'een stoffig brilmontuurtje,
zo eentje als bernlef wel draagt.'

maar toen ik beter keek zag ik
dat het geen brilmontuur was,
maar het grijsgroene elastiekje,
nu ineengekringeld
in de vorm van een brilmontuurtje

donderdag 9 april 2009

De literatuur ligt op straat













Foto hier gevonden.

Bij ons voor de deur ligt al een paar dagen een postelastiek. Vanmorgen, toen wij samen de deur uitgingen, zei mijn dochter: daar ligt een elastiek. Nee, zei ik, het is een brilletje. Een eindje verder lag nog een elastiek. Mijn dochter zei: daar ligt er nog een, o nee, het is een schaartje. En daarna zei ze: als iemand dit zou horen zou hij denken: die zijn knettergek.

Maar dat zijn we niet. Je kunt het googelen.

woensdag 8 april 2009

Wat ik las 14

Met Imre Kertész maakte ik door toeval kennis, enkele jaren voordat hij de Nobelprijs won. Ik herinner het me zo: in de Centrale van Bibliotheek Rotterdam, die toen nog vol stond met hoge grijze kasten en Gemeentebibliotheek heette, stonden tafels waarop nieuwe boeken werden gelegd. Een van die boeken was van Kertész. Ik ben toen niet dát boek, maar een ander boek van hem (waar misschien achterop naar verwezen werd) gaan lezen: Onbepaald door het lot. Het is een van de (weinige) boeken die een blijvende indruk op me hebben gemaakt.

Als ik een van de andere boeken van Kértesz als eerste gelezen had, zou ik waarschijnlijk gedacht hebben: deze schrijver is te moeilijk voor mij en zou ik verder niets meer van hem gelezen hebben. Maar omdat Onbepaald door het lot mijn kennismaking was, is dat anders verlopen en heb ik een deel van zijn andere boeken ook geprobeerd te lezen, met wisselend succes. Eigenlijk zijn ze inderdaad te moeilijk voor me, maar ik blijf het proberen, d.w.z. af en toe.

De samenzwering ist voor een boek van Kertész tamelijk eenvoudig en begrijpelijk, maar daarnaast wel degelijk indringend. De schrijver vertelt in het voorwoord dat hij het, in tegenstelling tot zijn andere boeken waar hij vele jaren aan gewerkt heeft, in twee weken heeft geschreven, op grond van een idee dat hij al lang had. De uitgever wilde een ander boek van hem alleen uitgeven als er nog een verhaal bij kwam, want anders werd het boek te dun. En er was haast bij.

Het verhaal speelt in een Zuid-Amerikaans land waar een dictatuur heerst. Aan het hoofd staat de Kolonel. In het voorwoord zegt Kertész dat hij het verhaal naar Zuid-Amerika heeft verplaatst om de censuur van zijn eigen land te omzeilen. (Het verhaal is geschreven in 1976 en toen was Hongarije nog communistisch.)

Na de val van de dictatuur zit Martens, een vroegere medewerker van het Korps, de geheime politie van het oude regime, in de gevangenis. Hij heeft op zijn verzoek een pen en papier gekregen en schrijft in afwachting van zijn proces op wat hij weet over de zaak waarvoor hij zich moet verantwoorden. Dat is de zaak van vader en zoon Salinas. Martens heeft nergens spijt van, maar wil schrijven 'over het feit dat ik de logica heb begrepen'.

Antonio R. Martens was eerst een gewone politieagent, maar werd gevraagd voor het Korps. Hij wordt ingewijd in de methodes die daar gehanteerd worden (en die ons bekend zijn uit de geschiedenis van verschillende Zuid-Amerikaanse landen). Hij raakt betrokken bij de zaak Salinas. Federigo Salinas is eigenaar van een grote warenhuisketen en bemoeit zich niet met politiek. Zijn zoon Enrique is student, maar de universiteit is gesloten. Enrique wil niets liever dan zich wél met politiek bemoeien en probeert aansluiting te vinden bij het verzet. Hij heeft het gevoel dat hij daar niet vertrouwd wordt omdat hij een rijkeluiszoontje is. Hij gaat een dagje naar het strand met zijn vriendin en probeert daar contact te leggen met studenten die daar ook zijn en van wie hij weet dat ze bij het verzet betrokken zijn. Dat lukt niet. Zijn vriendin zegt dat hij zich er niets van moet aantrekken, dat ze zich overal buiten moeten houden, trouwen en kinderen krijgen en gelukkig zijn. Op de terugweg rijdt Enrique expres veel te langzaam op een weg waar een minimumsnelheid geldt omdat hij langs een met prikkeldraad omgeven gebouw leidt waar passanten geacht worden niet naar te kijken. Hij wordt aangehouden, maar als men ziet dat hij een Salinas is laten ze hem weer gaan. Zijn vriendin is woedend op hem en het is het einde van hun relatie.

Thuis vertelt hij alles aan zijn vader en hij zegt ook tegen hem dat hij graag bij het verzet zou willen. Zijn vader probeert hem daarvan af te brengen. Dat lukt niet en dan doet zijn vader hem een voorstel: ze kunnen gaan samenwerken en Enrique kan deelnemen aan de verzetsgroep waar hij zich bij heeft aangesloten. Vader en zoon drinken op hun afspraak.

Enrique wordt sinds zijn aanhouding gevolgd door het Korps en ze weten alles wat hij doet. Er worden op verschillend plaatsen enveloppen uitgewisseld, waarbij een werknemer van Salinas als tussenpersoon optreedt. Die werknemer wordt gearresteerd en vertelt aan het Korps dat hij in opdracht van de heer Salinas soms geheime gegevens moet overbrengen waarvan hij denkt dat ze met de beurs te maken hebben. Enrique wordt ook opgepakt. Zijn vader komt naar het bureau van het Korps om te vragen of ze weten waar zijn zoon is. Enrique is inmiddels gemarteld en buiten bewustzijn. Als zijn vader hem ziet vertelt die wat zich heeft afgespeeld. Hij heeft zijn zoon, om hem te beschermen, de indruk gegeven dat er een verzetsbeweging was. Zo kon hij hem er van weerhouden bij het studentenverzet te gaan. In de enveloppes zaten briefjes met ZEROGDIEHDB erop, een anagram van 'bezorgdheid'. Martens, de man die het verhaal later in de gevangenis opschrijft, gelooft dat dit de waarheid is. Maar omdat het Korps zich naar buiten toe geen fouten kan permitteren worden vader en zoon Salina toch terechtgesteld.

Martens koopt het in beslag genomen dagboek van Enrique en kan daarmee later het verhaal reconstrueren.

Als dít boek mijn kennismaking met Kertész zou zijn geweest zou ik waarschijnlijk ook een tweede geprobeerd hebben.

dinsdag 7 april 2009

Een gebrek in de opvoeding













Foto hier gevonden.


Het gaat niet goed met mijn zelfbeeld. Naast de jaartallen van Bach, de fout in de VPRO-quiz en de confrontatie met mezelf op twitter (waarover later) beklemt het mij ook al een tijdje dat ik eigenlijk niet goed weet wat ik onder 'informatie' moet verstaan, terwijl ik die term toch elke dag tegenkom. En daar kwam vandaag nog 's het opvoeden in mediawijsheid bij. Ik las bij Erno Mijland, die ik heb leren kennen door de 5A's, dat je je kinderen zou moeten begeleiden in het mediawijs worden. Hij schrijft daar een stuk over op zijn weblog, waar o.a. dit in staat:

Mediawijsheid is meer dan alleen goed kunnen Googlen. In een ander artikel in COS ga ik in op de vijf belangrijkste vaardigheden waaraan het onderwijs (en ouders) kinderen mee op weg zouden moeten helpen:
1. Kritisch media consumeren.
2. De weg weten in informatieland.
3. Keuzes maken in communicatiemiddelen en informatiebronnen op basis van persoonlijke doelen.
4. Wijs media produceren.
5. Sociaal vaardig zijn de de virtuele wereld.


Ik heb kinderen. En ik schrok een beetje, want wat hierboven staat heb ik nooit gedaan. (Ik zou ook niet weten hoe het moest.) Komt dat omdat wij de tijd waarin dat nodig was nét voor waren? Mijn jongste kind is 21. Was er 10 jaar geleden al sprake van (de noodzaak van) mediawijsheid? Als het zo was heb ik het niet gemerkt. Een computer hadden we wel, maar zaten mijn kinderen daar wel eens achter? Dat zal vast wel, maar ik moet tot mijn schande bekennen dat ik het niet meer weet. Ze maakten werkstukken voor school, maar waar ze hun 'informatie' vandaan haalden? Dat weet ik ook al niet meer. Die zal wel uit de mediatheek van de school zijn gekomen. Maar misschien toch ook wel van internet. Google bestond net, maar googlen was nog geen begrip. Nou ja, hebben hun diploma gehaald, dus wat ze deden was blijkbaar goed genoeg.

Het enige media-achtige waar ik m'n best op heb gedaan is voorlezen. Ik las ze voor tot ze een jaar of 10 waren. Heel wat kinderboeken hebben we zo doorgewerkt. Toen lazen ze zelf nog een paar jaar verder en toen leerde de school ze het lezen weer af. (En nu lezen ze weer.) Maar ik las alleen 'leesboeken' voor, geen boeken met 'informatie'.

Ik zat zelf op de middelbare school in de jaren '60: de jaren van Dylan en Provo, van de 'God is dood-theologie, de hippies en Vietnam. De jaren waarin je wat het gezag (ouders, leraren, kerk, regering, de krant) beweerde altijd met enig wantrouwen bekeek. Sinds je wist dat men je met Sinterklaas voor de gek had gehouden bleef je altijd op je hoede als iemand je ergens in wilde laten geloven. Zou dat nu niet meer zo werken? Geloven kinderen nu zomaar alles?

Die mediawijsheid voor kinderen, hoe goed bedoeld het streven ernaar ongetwijfeld is, doet me toch een beetje denken aan wat onlangs te lezen was n.a.v. dat jongetje in New York dat van zijn moeder alleen met de metro en de bus mocht. Ja, natúúrlijk waarschuw je je kinderen tegen de belangrijkste gevaren en probeer je ze daar zo goed mogelijk tegen te wapenen en/of beschermen, maar ze moeten toch ook de kans krijgen van hun fouten te leren? En bovendien: weten ouders alles zo goed? Ik niet in elk geval.

Nou ja, ik moet er misschien nog maar 's wat langer over nadenken...

zondag 5 april 2009

Hoe dom kun je zijn? 2












Abdelkader Benali (foto: Klaas Koppe) en Khalid Boudou (foto: Leo van Velzen). Foto's van Literatuurplein.

Ik had dus meegedaan aan de VPRO-boekenweekquiz en omdat ik dacht dat de uitslag inmiddels wel bekend moest zijn, zocht ik ernaar en vond hem. Er waren 95 inzendingen en 26 mensen hadden alles goed, maar ik was daar niet bij: ik had 1 fout. Dat is de beste score die ik ooit gehaald heb, maar toch is hij frustrerend.

Dat komt zo: alles wat ik uit mijn hoofd dacht te weten was goed, alles wat mijn dochter uit haar hoofd wist was goed, alles wat ik al bladerend had opgezocht was goed, alles wat mijn dochter had opgezocht was goed, maar die ene fout zat in wat ik gegoogeld had (het grootste deel van alle vragen). In plaats van Abdelkader Benali moest het Khalid Boudou zijn. En ik zag het stuk tekst waardoor ik tot Benali besloot nog bijna voor me... Hoe kon dat?? Even opnieuw googelen. Ja, had je gedacht, wat ik ook probeerde, ik kon het niet meer vinden. Heeft de VPRO een nepstuk geplaatst om de googelaars te misleiden en het daarna weer verwijderd? Dat zou ik prachtig vinden, maar het zal wel niet zo zijn. Dus wat is er mis gegaan? Ik zal het waarschijnlijk nooit te weten komen. En wat het nog erger maakt: toen ik (achteraf dus) het boek van Boudou (Het Schnitzelparadijs) erbij pakte had ik de oplossing binnen een minuut gevonden.

Dat ik niet naar een Engels safaripark hoef (dat was de prijs die je kon winnen) vind ik helemaal niet erg. Dat ik niet hoef te beslissen welke van mijn twee dochters die dat wél zouden willen ik moet uitkiezen is ook wel rustig. Maar dat ik die fout heb gemaakt, dát knaagt aan me.

Op de een of andere manier zegt ook dít verhaaltje volgens mij iets over 'informatie'. Maar hoe en wat precies, dat weet ik ook nu niet.

zaterdag 4 april 2009

Hoe dom kun je zijn?












J.S. Bach (1685-1750) en G.F. Händel (1685-1759)


Het is niet goed voor m'n imago, maar misschien wel voor dat van jullie en eigenlijk vond ik het zelf toch ook wel vermakelijk, dus daar gaat-ie. Gisterochtend was ik met een collega van 20 jaar jonger eventjes in gesprek over Bach en Händel. We wisten niet of die nu al dan niet hetzelfde geboorte- en/of sterfjaar hadden, maar ik zei: de jaartallen van Bach weet ik wel, 1568 tot 1648. Dat is de tachtigjarige oorlog!! riep mijn collega meteen. Ja, natuurlijk... Ooit had ik mijn best gedaan om de jaartallen van Bach uit mijn hoofd te leren, maar die eerder en beter ingeprente hadden ze blijkbaar verdrongen. Ha ha en o o hoe kan ik zo stom zijn, riep ik uit. Waarop een collega, nog 's 10 jaar jonger dan die andere, die blijkbaar ons gesprek van tussen de kasten gevolgd had (wees altijd op je hoede in het magazijn) ineens zei: nou, die tachtigjarige oorlog wist ik ook niet hoor, dat hebben wij op school niet geleerd.

's Middags vertelde ik dit aan een collega die net zo oud is als ik, tevens Bachliefhebber. Hij keek me stomverbaasd aan, riep uit: maar (mijn naam), hoe kun je dát nou denken, Bach, dat is toch de barok! En de jaartallen noemde hij ook meteen: 1685 tot 1750. Ja, 's ochtens had ik nog beweerd dat Bach volgens mij 65 jaar geworden was (wat die periode van 8o jaar natuurlijk nog gekker maakt). 's Kijken hoe lang ik dat 1685-1750 nu ga onthouden. Elke dag maar even oefenen.

Op de een of andere manier zegt dit verhaaltje volgens mij ook iets over 'informatie'. Maar hoe en wat precies, dat weet ik niet.

Trouwens, Händel leefde van 1685 tot 1759. Het was dus het geboortejaar dat hetzelfde was.

vrijdag 3 april 2009

2006


















Niet te embedden, dus ff klikken (om het even eigentijds te formuleren).

donderdag 2 april 2009