WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

maandag 29 juni 2009

Plaatje 12























Karl Schmidt-Rottluff (1884-1976)
Lesende (Else Lasker-Schüler), 1912

zondag 28 juni 2009

Plaatje 11





















Karl Schmidt-Rottluff (1884-1976)
Die Lesende, 1911

vrijdag 26 juni 2009

Onderweg


















Vanwege de warmte een kort postje. Gisterochtend in de trein pakte ik mijn boek, De stem van mijn moeder, van Abdelkader Benali. Schuin tegenover me zat een man die zijn vriendin aanstootte en op mijn boek wees. Ik hield het even omhoog om het haar te laten zien en de man zei: 'De schrijver van dat boek is een vriend van me. Ik ken hem al heel lang, we zijn samen opgegroeid.' Ik zei dat hij dan zeker ook wel de film (over de schrijver) gezien had en hij zei ja. Ik zei: 'Het lijkt me een aardige man.' Hij zei: 'Het is een goeie jongen. En heel slim.' Ik zei: 'Ja, dat geloof ik zeker.'

Vanmorgen zat ik in de trein naast een jongen die Don Quixote aan het lezen was, in het Engels. Hij was op blz. 475.

Literatuur is overal.

Foto van Flickr, gemaakt door Julie70

woensdag 24 juni 2009

Wat ik las 22

In een paar dagen, wat voor mijn doen snel is, las ik Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje. Ik had het e.e.a. over het boek gelezen en was er wel een beetje nieuwsgierig naar geworden, maar ik had geen moeite gedaan om het te pakken te krijgen en was het alweer half-en-half vergeten, toen een collega onverwacht vroeg: wil jij Alleen maar nette mensen nog lezen? Ik zei dat ik daar wel aan gedacht had en vroeg: hoezo? Nou, ik kon het van hem lenen, maar het moest wel na het weekend terug zijn want hij had het ook weer via een ander (en het was eigenlijk een leeskringboek, dus voor de klanten). Maar: 'je hebt het zo uit'. OK dan. Het afgelopen weekend las ik zo snel ik kon het boek, kreeg gelukkig nog een dag respijt om de laatste bladzijden te lezen en nu staat het weer keurig waar het hoort.

Bij het lezen van het boek kwam ineens de term 'zedenschets' bij me op. Ik weet eerlijk gezegd niet wat precies onder een zedenschets verstaan wordt, maar het leek me wel een goede typering voor dit boek. De hoofdpersoon is David Samuels. Zijn vader is hoofdredacteur van een actualiteitenprogramma op de tv, zijn moeder werkt bij een advocatenkantoor (of een makelaarskantoor, dat weet ik niet meer), ze wonen in Amsterdam Oud-Zuid en ze zijn joods. David wordt regelmatig voor Marokkaan aangezien vanwege zijn zwarte haar en donkere uiterlijk. Hij gaat naar het gymnasium en zijn toekomst lijkt duidelijk: studeren en trouwen met Naomi die hij al kent vanaf zijn twaalfde.

Na het gymnasium gaan al zijn vrienden en vriendinnen naar de universiteit, maar David weet niet wat hij wil gaan doen. Ook over zijn relatie met Naomi twijfelt hij. Die is hem te vertrouwd en te voorspelbaar. Eigenlijk verlangt hij naar een 'negerin'. Via de 'negerinnendisco' en de formule (die hij vaker zal gebruiken) 'Hallo schoonheid, ik ben David, wie ben jij?' ontmoet hij Rowanda, die uiterlijk geheel aan zijn wensen voldoet: cupmaat F en een dikke bil (het woord bil wordt consequent in het enkelvoud gebruikt). Rowanda woont met haar twee kinderen, haar moeder en haar twee broertjes in een flat in de Bijlmer. Wat haar in David aantrekt is dat ze denkt dat hij geen 'liegman' is. Zwarte mannen zijn dat wel. Zo krijgen ze verkering.

Op een feest bij Rowanda thuis zijn de vrouwen aan het koken en staan de mannen op het balkon. De neven van Rowanda zijn allemaal liegmannen en laten hun veroveringen zien d.m.v. foto's en filmpjes op hun telefoon, en geven David tips hoe je ervoor kunt zorgen dat je vriendin niets ontdekt als ze in je mobiel gaat zoeken (laatste nummer altijd wissen, alleen achternamen opslaan).

David gaat een keer met een neef van Rowanda naar een disco in de Bijlmer en danst daar met een Antilliaanse. Als Rowanda binnenkomt (uren later, omdat ze nog bezig was haar haar te doen) en David met de Anti ziet wordt het ruzie. Ze is erg teleurgesteld en kwaad omdat David toch ook een liegman blijkt te zijn al beweert hij natuurlijk dat er niks aan de hand was tussen hem en de Antilliaanse.

David gaat verder op zoek naar wat hem de ideale vrouw lijkt: een intellectuele negerin. Na verschillende mislukkingen denkt hij haar misschien te kunnen vinden in Memphis en gaat daar naartoe (zijn ouders betalen nog steeds alles maar dreigen wel daar mee te stoppen). Hij ontmoet er een intellectuele negerin in de universiteitsbibliotheek, maar merkt dat zij eigenlijk erg lijkt op de meisjes uit Oud-Zuid. In het vliegtuig terug naar huis concludeert hij dat hij toch het meest bij Naomi hoort en dat hij met haar verder wil. Maar Naomi blijkt niet meer op hem te wachten: zij gaat nu met Davids beste vriend Daan. Na weken van wanhoop maakt David een afspraakje met de Marokkaanse Naima, die bij Albert Heijn in de kassa zit en met wie hij daar eerder een keer een praatje heeft gemaakt. Hoe het verder gaat zou ik graag weten, maar dit was het einde van het boek.

De zeden die dit boek schetst zijn die van het Oud-Zuid-milieu, waar men elkaar ontmoet op feesten, waar bij vele gelegenheden Piper Heidsieck-champagne wordt gedronken, waar men boeken leest en converseert over actuele thema's en waar de kinderen naar het gymnasium en later naar de universiteit gaan én die van de zwarte gemeenschap in de Bijlmer, vooral die van de Suri's (waarnaast je ook nog de Anti's en de Afrikanen hebt), waar mannen liegen en meisjes jong moeder worden, waar Fernandes en cola gedronken wordt en waar seks handelswaar is.

Dit alles zal ongetwijfeld niet algemeen geldig zijn en teveel cliché, maar ik heb het gevoel dat het beeld ook niet al te onbetrouwbaar is. De auteur laat slechts zien wat zijn hoofdpersoon meemaakt en dat dat meteen een soort antropologische ontdekkingsreis is, is mooi meegenomen voor de lezer (mij beviel het althans), maar volgens mij niet bedoeld om over te discussiëren. Maar dat is nu juist volop gedaan: het boek zou racistisch en seksistisch zijn en diverse mensen hebben zich er kwaad over gemaakt.

Anderen vonden het boek juist weer erg vermakelijk. Gek genoeg heb ik nergens gelezen dat het misschien juist een treurig boek is. En dat is wat ik het zelf eigenlijk vind. Het gaat over niet weten waar je bijhoort en wat je met je leven aanmoet, over hoe je je in het leven staande houdt. en over wat mensen elkaar in relaties kunnen aandoen en over het onvermogen de medemens te begrijpen. Daar valt wel eens om te lachen, maar echt lollig kun je het toch niet noemen.

Ik vind het boek zeker niet racistisch of seksistisch. Het beschrijft wat bestaat en spreekt geen oordeel uit. Dat sommige mannen de voorkeur geven aan cup-F en dat sommige meisjes hun cup-F bh's (die vast niet goedkoop zijn) laten betalen door de mannen die er zo van houden, gebeurt blijkbaar en Vuijsje vertelt erover. Hij beschrijft evenzeer de mores van Amsterdam Oud-Zuid, maar niemand komt op het idee om hem racistisch tegenover blanken te noemen.

Dat het boek een literaire prijs gewonnen heeft (De Gouden Uil) lijkt mij teveel eer. Het leest lekker, maar veel diepgang heeft het niet en mooie zinnen tref je er ook niet in aan. Maar ik heb het wel met genoegen gelezen.

Voor ik het weer moest terugeggeven heb ik nog even een pagina gekopieerd, die ik in zijn geheel zal overtypen. De ouders van David komen een keer eten bij Rowanda thuis. Ze hebben een fles Piper Heidsieck-champagne meegebracht. Janine is Rowanda's moeder.

'Het eten is bijna klaar,' riep Rowanda uit de keuken. 'Hebben jullie honger?'
Het bleef stil. Ik riep terug dat we honger hadden.
Het was weer stil. Totdat Rowanda en Janine de pannen op tafel zetten, naast een stapel borden. Daarnaast lagen door elkaar wat vorken, lepels en messen. Ook stonden er een fles cola, een fles Fanta, en een paar glazen.
Mijn moeder onderzocht het eten. 'Hoe heet dit gerecht?' vroeg ze.
'Rijst,' zei Janine. Met kip en groente.'
'Maar hoe heet het?'vroeg mijn moeder.
'Rijst. Met kip en groente,' zei Janine.
'Wie gaat waar zitten?' vroeg mijn moeder aan mijn vader. 'David naast Rowana en ik naast jou?'
Niemand luisterde. Ze vroeg, nu rechtstreeks aan mij: 'Wie gaat waar zitten?'
'We zitten niet aan tafel,'zei ik. 'We eten op de bank.'
'En wat gaan we drinken?'vroeg mijn moeder. 'Het zal wel pittig zijn. Ik denk dat we wit moeten drinken.'
Mijn vader keek even naar de ingepakte fles Piper Heidsieck, die in de keuken op de grond stond. Ik schonk twee glazen Fanta voor ze in.
Bij het eten werd het stil. Ik had nog niet eerder gehoord dat het stil was bij Rowanda thuis. De Xbox 360 was uit, de tv stond aan, zonder geluid. een dataingshow op MTV.
'Is dat een Surinaamse gewoonte?' vroeg mijn moeder. 'Om te eten bij de televisie?'
'Je moet toch eten,' zei Rowanda. 'Dus dat.'
Ze eindigde vaak een zin door te zeggen: 'Dus dat.'
Toen ik een keer vroeg wat dus dat betekende, zei Rowanda dat ik niet altijd zo moeilijk moest doen.


Robert Vuijsje, Alleen maar nette mensen, pg. 119

Op zoek naar een link om hier aan toe te voegen kwam ik terecht bij nrc.tv, waar Pieter Steinz over het boek praat en, wat ik leuk vind, een stuk blijkt voor te lezen dat overlapt met het stuk dat ik uitkoos om te citeren.

maandag 22 juni 2009

Boek&bieb 14















In Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje is David Samuels op zoek naar de intellectuele negerin. Zijn zoektocht brengt hem naar Memphis.

Shaquorya, de receptiedame van het hotel, deze keer zonder gouden bril maar met zwarte nep-Gucci zonnebril die ze ook binnen droeg, had verteld dat in de bibliotheek van de University of Memphis computers stonden die iedereen kon gebruiken. De Ned R. McWerther Library was gevestigd in een mooi wit gebouw met Griekse pilaren. Om de bibliotheek heen was zo'n Amerikaanse campus. Ik schakelde in op de MSN. In Nederland was het nacht, alleen Bas was ingelogd.

Foto hier gevonden.

Alternatieve aardrijkskunde
















Door het lezen van In een adem uit... dacht ik terug aan de middelbare school waar onze leraar aardrijkskunde ons in de derde klas voorlas uit M'n liefje m'n duifje van Roald Dahl. Het verhaal dat me daarvan het best is bijgebleven is dat over de vrouw die haar man doodsloeg met een bevroren lamsbout en het moordwapen daarna in de oven zette. Ze bood de agenten die de moord kwamen onderzoeken aan om te blijven eten en een van de agenten vroeg zich terwijl hij bezig was een stuk lamsbout te verorberen af: waar zou het moordwapen toch zijn, misschien zitten we er wel met onze neus bovenop. Dit verhaal heeft destijds zo'n indruk op me gemaakt dat ik nog steeds de naam van de vrouw weet: Mary Maloney (ik moest wel even opzoeken hoe je het schrijft). Ik ben het boek toen, net zoals de leerlingen van Pennac soms deden met de boeken waaruit hij voorlas, gaan kopen en ik heb het nog steeds. (Het is inmiddels in twee stukken uit elkaar gevallen, de kaft is gescheurd en het papier is bruin geworden.)

Ik zat in de trein in In een adem uit... te lezen en had net aan dat voorlezen uit M'n liefje m'n duifje zitten terugdenken toen ik tot mijn verrassing deze passage tegenkwam, in een hoofdstuk waarin Pennac leerlingen aan het woord laat over de boeken die hij heeft voorgelezen:

'Die Roald Dahl, die is te gek! Dat verhaal van die vrouw die haar kerel doodslaat met een bevroren schapebout en die de smerissen het corpus delicti laat opeten, ik kwam niet meer bij...!'

Pas jaren later heb ik (met veel plezier) de jeugdboeken van Roald Dahl gelezen, zoals Daantje de wereldkampioen en Mathilda en een van de leukste prentenboeken die ik ken: De reuzenkrokodil.

Foto van Roald Dahl gevonden via Google-afbeeldingen.

zondag 21 juni 2009

Wat ik las 21

Van Daniel Pennac las ik een tijdje geleden Schoolpijn. De schrijver was toen geheel nieuw voor me, maar de mevrouw in de boekhandel zei: 'Zijn vorige boek was ook zo goed.' Toen ik een tijdje later, bezig met het lezen van Schoolpijn dat me zeer beviel, bij Occy een nieuwsgierig makend lovend stuk over In een adem uit..., het geheim van het lezen las, nam ik aan dat dat 'vorige boek' moest zijn en nam me voor het ook te gaan lezen. Toen vergat ik het weer, maar gelukkig dacht ik er op een dag toch weer aan, kon het tweedehands kopen (lenen is een ander verhaal) en heb het nu uit. Ik heb ervan genoten.

Het boek gaat vooral over de vraag hoe je mensen tot lezen verleidt en dan wel in het bijzonder díe mensensoort die bekend staat als het meest onwillig waar het lezen betreft: pubers. Pennac geeft een duidelijk antwoord op deze vraag: je verleidt pubers tot lezen door het delen van je eigen leesgenot. Dit doe je door hen voor te lezen (of desgewenst door het vertellen van verhalen, maar dat is natuurlijk moeilijker).

Pennac was leraar Frans (in Frankrijk) en beschrijft hoe hij het aanpakt op de middelbare school (die het tegendeel van een eliteschool was) waar hij lesgeeft. De eerste les vraagt hij zijn leerlingen: wie van jullie houdt niet van lezen? Bijna alle vingers gaan de lucht in. Daarop zegt hij dat hij ze, aangezien ze niet van lezen houden, zal voorlezen.

En hij haalt een dik boek uit zijn tas en begint voor te lezen, ondanks de scepsis van de leerlingen, die denken dat ze er straks vast vragen over zullen moeten beantwoorden (wat niet het geval is). Hij begint in Het parfum van Süskind en leest het hele lesuur.

Zo brengt hij zijn leerlingen met nog veel meer boeken in aanraking. En de methode werkt: de leerlingen worden gegrepen door de verhalen, vergeten hun angst voor boeken (volgens Pennac wordt onwil om te lezen vaak veroorzaakt door de angst voor niet-begrijpen) en worden enthousiaste lezers, in elk geval gedurende hun middelbare-schooltijd.

Ik vond het boek erg overtuigend en ik zou wensen dat elke leraar Nederlands het las en probeerde hoe de methode in zijn klas uitpakte. Waarbij we dan maar moeten hopen dat die leraren zelf van lezen houden, want anders kun je geen leesplezier overdragen.

Ik was van plan een deel van de laatste bladzij van het boek over te schrijven omdat ik dat het allermooiste stuk vond, dat me wonderlijk genoeg even deed denken aan het slot van De avonden. Toen ik zag dat Occy in zijn bespreking ook net dít stuk citeert, twijfelde ik even omdat je het net zo goed daar kunt lezen, maar ik kan het toch niet laten:

De mens bouwt huizen omdat hij leeft, maar hij schrijft boeken omdat hij weet dat hij sterfelijk is. Hij woont in groepen omdat hij een kuddedier is, maar hij leest omdat hij zich alleen weet. Dit lezen is voor hem een samenzijn dat geen enkel ander gezelschap vervangt, maar dat ook door geen enkel ander gezelschap vervangen zou kunnen worden. Het biedt hem geen enkele definitieve verklaring voor zijn lot, maar weeft een dicht netwerk van verstandhoudingen tussen hem en het leven. Uiterst subtiele en geheime verstandhoudingen die het paradoxale levensgeluk tot uiting brengen, zelfs al belichten ze de tragische absurditeit van het leven. Zodat onze redenen om te lezen even vreemd zijn als onze redenen om te leven. En niets of niemand heeft het recht om ons voor die intimiteit ter verantwoording te roepen.

Een ander stukje dat ik graag wil 'delen' is dit:

Wat nog te "begrijpen" overblijft, is dat boeken niet geschreven zijn om mijn zoon, mijn dochter of de jeugd er commentaar op te laten geven, maar opdat ze die lezen als ze er behoefte aan voelen. Onze kennis, onze schooljaren, onze carrière, ons sociale leven - dat is één ding. Ons innerlijk leven als lezer, onze persoonlijke ontwikkeling, dat is een ander ding. Het is prachtig om eindexamenkandidaten te fabriceren, en afgestudeerden, bevoegde leerkrachten en economen, daar vraagt de samenleving om, dat staat buiten kijf... maar hoeveel wezenlijker is het niet, uitzicht te bieden op alle bladzijden van alle boeken.

Het boek eindigt met de tien 'onaantastbare rechten van de lezer', waaronder het recht om een boek niet uit te lezen en het recht om wat-dan-ook te lezen. (Bovenstaand citaat uit de laatste bladzij gaat over het recht om te zwijgen.)

Hoewel ik jullie niet kon voorlezen hoop ik dat de methode-Pennac hier toch ook een beetje werkt en dat ik iemand ertoe verleid heb het boek te gaan lezen. Maar je kunt natuurlijk ook gebruik maken van het recht om níet te lezen, volgens Pennac ook een van de tien onaantastbare rechten van de lezer.

vrijdag 19 juni 2009

De bekoorlijke bibliotheek 2



















Beste bibliothecaressen, bewakers van de tempel, het is fijn dat alle titels van de wereld hun plekje gevonden hebben in de volmaakte organisatie van uw geheugens (hoe zou ik er wijs uit worden zonder u, ik met mijn geheugen als een zeef), het is prachtig dat u op de hoogte bent van alle thematieken die geordend staan op de schappen die u omringen... maar wat zou het ook goed zijn, u uw favoriete romans te horen vertellen aan de bezoekers die verloren ronddwalen in de wouden van mogelijke lectuur... wat zou het mooi zijn als u hen vereerde met uw mooiste leesherinneringen! Wees vertellers - tovenaars - en de boeken zullen rechtstreeks van hun planken in de handen van de lezer springen.
Het is zo eenvoudig om een roman te vertellen. Een paar woorden zijn soms al voldoende.


Uit: Daniel Pennac, In een adem uit - het geheim van het lezen


Noot: Er staat bibliothecaressen, ik vraag me af of dat niet bibliothecarissen zou moeten zijn, maar ik weet niet wat er in het Frans staat.

Kaart hier gevonden.

woensdag 17 juni 2009

De bekoorlijke bibliotheek



















De laatste tijd hoor je in verband met de bibliotheek nogal eens het woord 'verleiden'. Dat heeft iets te maken met 'retail': de consument moet verleid worden tot het kopen van producten. Dus die producten moeten er leuk of lekker uitzien en aantrekkelijk worden uitgestald en een behoefte in je wakker maken, en ook nog 's betaalbaar zijn. Tot zover kan ik het allemaal volgen.

Maar waar wil de bibliothéék nou precies toe verleiden? Ik heb de indruk dat het er vooral om gaat mensen ertoe over te halen de bibliotheek binnen te komen en er een tijdje te blijven. Dus het moet er gezellig zijn, je moet er wat kunnen eten en drinken, op een fijne bank kunnen zitten, tijdschriften kunnen inkijken, er moet draadloos internet zijn zodat je er met je laptop naartoe kan, enz. Verzin zelf maar verder.

En dan? Dan heb je die mensen binnengehaald, ze hebben zitten twitteren, twee kopjes koffie gedronken, de Linda gelezen, bijgepraat met een oude kennis die er toevallig ook was, en ze zijn misschien zelfs een beetje tot rust gekomen. De bezoekersteller heeft lekker doorgetikt; zie je wel, de bieb moet blijven!

En, omdat het nou eenmaal een bibliotheek is, zou het natuurlijk wel mooi zijn als die mensen tenslotte ook nog een boek mee naar huis namen. Dus daar verleiden we ze ook nog even toe. De kast wordt leuk frontaal ingericht en in het midden staan tafels waarop Saskia Noort, Herman Koch en Jill Mansell je toelachen en op verleidelijke toon fluisteren: neem mij mee, leer mij kennen, ik zal je niet teleurstellen.

Het zal vast wel werken. Bij Bruna doen ze het ook zo tenslotte, en die moeten er van leven. Maar ik vraag me wel eens af: waarom zouden we dit willen, behalve dan dat we natuurlijk allemaal graag onze baan in de bibliotheek willen houden? Willen we echt alleen maar een soort Bruna met een koffiehoek zijn? Of is verleiden toch niet helemaal het juiste woord en zouden we ook eens kunnen denken aan overtuigen, bezielen, laten delen in een (onze?) passie voor boeken?

Natúúrlijk is het leuk als je ergens gezellig koffie kunt drinken met een gratis tijdschrift erbij. Natúúrlijk is het fijn als je voor een paar tientjes per jaar alle Noorts en Mansells kunt lezen. En als de bibliotheek een leuk leescafé heeft en ervoor kan zorgen dat je geen half jaar hoeft te wachten voor je de nieuwe Mansell te pakken krijgt, dan is dat beslist verleidelijk. Maar waarom zou zoiets eigenlijk gesubsidieerd moeten worden? Kun je gesubsideerd naar De Efteling, of naar de film, of uit eten? Wat is het verschil? Dat lezen beter is? Ongeacht wat je leest? Hopen we dat de mensen als ze Saskia Noort uit hebben zullen vragen of we misschien ook iets diepgaanders te leen hebben? En hebben we dat dan ook voor ze? Of bestaat het idee van 'volksopvoeding' alleen nog in de ziel van enkele verstokte bibliothecarissen die het er maar liever niet over hebben omdat het zo conservatief overkomt?

Ik weet het ook niet hoor, maar die term 'verleiden', die bevalt me niet, dat weet ik wel.


Plaatje gevonden via Google-afbeeldingen. Ik weet helaas niet meer waar...

Wat ik las 20

Ooit meegenomen als afgeschreven boek en, blijkens een kaart die als bladwijzer diende en een paar scènes die me bekend voorkwamen, eerder gedeeltelijk gelezen. Nu eindelijk, en met veel genoegen, helemaal gelezen: Weekendpelgrimage van Tip Marugg. Voor het eerst verschenen in 1957 (als boek in 1958), maar totaal niet 'gedateerd'. Whisky, weemoed, wanhoop, er zijn slechtere ingrediënten voor een boek te bedenken. Ik vond het een van de beste boeken die ik in maanden las.

Het begint zo:

Mijn hoofd ligt op het stuur. Het is er met een harde slag tegenaan gekomen, maar ik voel geen pijn.

In dit hoofd van een man, die in de nacht van zaterdag op zondag in zijn auto zit die naast de weg in een kuil tot stilstand is gekomen, speelt zich het hele verhaal af. De man denkt terug aan de voorafgaande avond en aan zijn leven tot nu toe. Hij woont op een tropisch eiland (de naam wordt niet genoemd maar het moet Curaçao zijn). Hij is journalist en gaat elke dag naar zijn werk en doet daar, na zijn bureau te hebben afgenomen met een doekje, wat van hem verwacht wordt. Elke zaterdagavond bedrinkt hij zich, zondags slaapt hij zijn roes uit en 's maandags gaat hij weer naar kantoor, en neemt daar alvorens aan het werk te gaan zijn bureau af met een doekje. (Ineens doet dit me erg aan Het Bureau denken.)

Hij is dronken, wat ook niet anders kan na de enorme hoeveelheden whisky en andere drank die hij tot zich heeft genomen, maar de dronkenschap verschaft hem een helder inzicht in zijn bestaan. Hij overdenkt de tocht die hij die avond langs alle bars van het eiland heeft gemaakt en denkt ook aan de school waar hij vroeger op zat, het huis waar hij woonde, vrienden, meisjes, de veranderingen op het eiland, de gescheiden werelden van blank en zwart ( zelf is hij blank), het luiden van de kerklokken, het wonen op een eiland waar men alles van je weet.

Langzaamaan begin je als lezer te denken dat de tocht van de afgelopen avond een afscheidstocht is geweest en dat de man in de auto van plan is een eind aan zijn leven te maken door van een steile rots in zee te rijden. Dan lees je:

Iedereen heeft iets raars dat hij doet wanneer hij erg dronken is.
(...)
Wat doe ik wanneer ik dronken ben? (...) Wanneer ik dronken ben, pleeg ik altijd zelfmoord. Wanneer ik dronken ben, word ik vreemdeling; ik voel dan dat ik niet thuis hoor in de kring of op de plaats waar ik mij bevind. Wanneer ik dronken ben, voel ik altijd een ontzettend gemis, komt altijd weer dezelfde hevige drang naar ontvluchting terug en probeer ik altijd een plaats te vinden waar ik veilig zal zijn. Daarom pleeg ik altijd zelfmoord op zaterdagavond.


En je gaat je afvragen of het deze avond misschien toch écht zal gebeuren. En wat eigenlijk een groter drama zou zijn: dit leven voortzetten of het beëindigen.

In het laatste hoofdstuk tilt de man zijn hoofd op van het stuur en ziet een enorme boom, waar de weg een bocht omheen maakt. Deze boom is gespaard gebleven, omdat de arbeiders weigerden er een vinger naar uit te steken. Dit in tegenstelling tot veel andere oude bomen die aan de 'modernisering' van het eiland zijn opgeofferd. Het is een boom waar een onzichtbare macht aan wordt toegeschreven. De man vraagt zich af wat de boom hem zou kunnen vertellen. Dan volgt een aantal prachtige opsommingen die het alleen al de moeite waard maken dit boek te lezen.

Een stukje daaruit:

Zou de boom ook tot mij spreken en zou ik hem kunnen verstaan? Wat zou hij mij kunnen vertellen? Van een verloren eiland in een onwerkelijke wereld waar het mogelijke met het onmogelijke, de werkelijkheid met het verlangen, het geloof met het bijgeloof hand in hand gaan? Van goedhartige, gulle mensen met vriendelijke, lachende gezichten, mensen die auto's, ijskasten en radiotoestellen bezitten, die Amerikaanse films zien en die canasta-drives houden, maar die toch nog steeds negen achtereenvolgende nachten met prevelende lippen in een grote kring om het huis van hun vijand lopen, die nog steeds de bruha een grotere macht toeschrijven dan hun katholieke heiligen en die nog steeds meer vertrouwen hebben in een aftreksel van kruiden dan in penicilline?

Ik heb een paar recensies van het boek (zowel van direct na het verschijnen als na een herdruk) gelezen. Het werd lovend besproken, al zag men er 'beginnersfouten' in. De recensenten hebben het erover hoe het eilandbewoner zijn van de schrijver (die op Curaçao woonde) zijn boek heeft beïnvloed. Niemand schreef dat het leven op dit eiland misschien te zien is als een metafoor voor het eiland waar ieder mens op woont. Dat verbaasde me een beetje.

dinsdag 16 juni 2009

Vet plan



















Eigenlijk is het reuze simpel, maar je moet er maar opkomen. Ik denk wel eens na over de vraag hoe je de mensen (weer) naar de bibliotheek kunt krijgen, maar nu weet ik het. Gisteren zag ik in De Pers een advertentie voor eropuit.nl, een site waar je je kunt vervoegen als je niet weet wat je op je vrije dag moet doen. Je kunt ook meedoen aan de Nationale Uitjestest, waarmee je een maand verlof plus 4000 euro zakgeld kunt winnen.

En nu komt het:

Vorig jaar trokken maar liefst 44.000 uitjestesters het land in om uitjes te testen op zaken als romantiek, spanning en de kwaliteit van de patat.

Toen dacht ik: dat moet de bibliotheek met gemak kunnen winnen! Spanning en romantiek hebben we volop in huis, dus we hoeven er alleen nog maar de beste patat bij te gaan verkopen. En als je weet wie de beste patatboer van Nederland heet te zijn én als je die patat wel eens gegeten hebt, dan kun je alleen maar denken: dit gaat ons lukken!

Plaatje hier gevonden.

p.s. Pannenkoeken kunnen natuurlijk ook (zag ik net op twitter).

maandag 15 juni 2009

Koosjer googelen







Naast koosjer bellen kun je nu ook koosjer zoeken, met Koogle: de koosjere variant van Google. Ik las het vanmorgen in De Pers, maar er is meer over te vinden.

Dit is de website.

zondag 14 juni 2009

Of niet soms?



















Het Boek!

Onze nim-
mer falende

geestelijke
aspirine


J.A.Deelder



Plaatje hier gevonden.

zaterdag 13 juni 2009

Bibliotheek 010, zaterdagmiddag

















De verzamelbundels van C. Buddingh' moest ik een paar weken geleden na drie keer verlengen weer inleveren en omdat ik ze begon te missen (ik zal ze eerdaags maar eens tweedehands proberen te kopen) begaf ik mij vanmiddag naar de Centrale van Bibliotheek Rotterdam om ze opnieuw te lenen. Toen ik er toch was nam ik meteen een (tweede) kijkje op de onlangs geopende 'Jongerenvloer'. Het was daar, net als de vorige keer, niet druk. Eén 'jongere' lag op een loungebed en zijn aanwezigheid riep bij mij de vraag op of hij er misschien voor ingehuurd was, want erg gezellig leek het me niet om daar in je eentje (te kijk) te liggen. Hier en daar had zich een jongere verschanst in een grote blankhouten stoel waarin je blijkbaar iets kon beluisteren. In een hoek zaten een stuk of 10 van de jongste jongeren (een jaar of 12 à 14) met koptelefoons op achter pc's, naar ik aanneem bezig een computerspel te spelen.

Nee, ik ben helemaal niet tegen gamen in de bibliotheek. Bij die jochies thuis is er waarschijnlijk geen geld en/of geen plaats voor. Ze waren allemaal 'allochtoon' en R'dam is de armste stad van Nederland. Maar ik dacht wél dat aan elk van die kids thuis een pc geven misschien een stuk voordeliger zou zijn geweest.

Ik vraag me af wie bedacht heeft dat 'jongeren' dol zouden zijn op grote grenenhouten meubels. Het deed mij nogal denken aan de zogeheten 'tienerkamers' die je vroeger (of misschien nog wel) o.a. bij Wehkamp kon kopen. Maar over smaak valt te twisten natuurlijk en de 'jongeren' zelf zullen ongetwijfeld inspraak hebben gehad.

Daarna ging ik naar de afdeling romans en poëzie. In het gangpad tussen twee romankasten lag een wit (katoenen) zakdoekje. Het enige teken dat daar de laatste dagen (hoe vaak wordt er gestofzuigd?) iemand geweest moet zijn. Iemand, die net als ik, bijna moest huilen? Verder bevonden zich tussen de romankasten twee middelbare dames die een streekroman-omnibus bekeken en daarna terugzetten, en in een ander pad een middelbare meneer. Meer mensen zag ik niet. De boeken stonden stijf in het gelid, sommige kasten waren zó vol dat er geen boek meer bij kon. Bij de poëzie was één man, die in een stoel voor zich uit zat te staren. Misschien had hij net een tot nadenken stemmend gedicht gelezen. Buddingh' stond weer op zijn plaats en ik nam ook nog twee bundels van Deelder mee. Mij hoor je niet klagen.

Over de digitale bibliotheek wil ik het niet hebben, maar de 'fysieke' bibliotheek lijkt me meer en meer een schijnvertoning te worden. Duizenden boeken onder honderden lampen (Bibliotheek R'dam) staan klaar voor enkele tientallen mensen.

Het zal wel komen doordat het zaterdag was en mooi weer, maar ik herinner me toch echt dat het tien jaar geleden op een zaterdag met mooi weer heel wat drukker was.

Een plaats waar het nog wél een beetje druk was, was het grote vloerschaakbord in de hal: daar hield zich een twintigtal (vrnl. oudere) heren op.

Je kunt e.e.a. natuurlijk ook positiever benaderen en dat is vast en zeker beter. Zie dit stuk op het weblog van 'Ritanila', die ik sinds ik haar 'volg' op twitter zeer ben gaan bewonderen vanwege haar enthousiasme, energie en vele activiteiten. Aan haar ligt het niet. Maar waaraan dan wel?


Naschrift op 14-6:
Ik herinnerde me dat ik een tijdje geleden een verwant stukje, maar dan over de OBA, gelezen had, maar wist niet meer van wie en waar. Na lang zoeken dacht ik ineens aan Google-blogsearch (geleerd bij de 23dingen) en toen had ik het in een paar seconden. Zie hier.

'Enkele uren later':
Ik weet nu eindelijk hoe ik dat stuk over de OBA destijds gevonden heb, 'gewoon' via ZB Digitaal, waar er deze blogpost aan gewijd was. Iets onthouden valt niet altijd mee... (Dan moet je het ook ergens noteren sukkel. Inderdaad.)

Foto van Flickr, gemaakt door Michel Banabila.

vrijdag 12 juni 2009

Plaatje 10























Camille Corot
Liseuse couronnée de fleurs
ou la muse de Virgile, 1845

donderdag 11 juni 2009

Plaatje 9






















Ferdinand Heilbuth (1826-1889)
The Reader, 1856


Eindelijk eens een lezende man...

woensdag 10 juni 2009

Over het nut van reacties


















De laatste weken las ik verschillende keren (o.a. hier, waar je de andere plaatsen ook meteen vindt) iets over blogmoeheid. Het verschijnsel kwam me bekend voor, ik heb er zelf ook last van. Niet voor het eerst trouwens, ik heb het al maanden, in wisselende hevigheid. Bloggen is leuk, maar je moet wel iets te bloggen hebben. Als je een informatief blog hebt en je bent goed in het snel lezen van een heleboel informatie, dan zit je goed, want dan heb je elke dag wel het e.e.a. te 'delen' (1). Als je woont in een commune die tijdens de 23dingen de bibliobus én de literatuur ontdekt heeft, dan heb je regelmatig stof voor prachtige verhalen (en foto's) (2). Doe je boeiend werk dat regelmatig nieuwe uitdagingen biedt, dan heb je meteen een goede basis voor je blog (3). Wie de kunst verstaat over alledaagse voorvallen een mooi column-achtig stukje te schrijven, is ook al een heel eind (4). Als je veel leest en daarnaast ook nog eens erg goed schrijft, dan kan een prachtig blog het gevolg zijn (5). (Zie onderaan dit stukje voor de blogs waar ik hierbij aan dacht.)

Mijn eigen blog was een meningenblog. Omdat ik mijn meningen allemaal al eens gegeven heb en ze bovendien eenvoudig zijn samen te vatten als 'de mensen zouden meer moeten lezen en de bibliotheek zou daarvoor moeten zorgen', probeer ik nu ook over alledaagse voorvallen te schrijven of over een gelezen boek. Dat lukt ook wel af en toe, maar in het ventileren van meningen heb ik toch meer plezier en ik heb ook het gevoel dat dat me beter afgaat. (Daar kunnen en mogen lezers van dit blog natuurlijk anders over denken.)

Het vormen en geven van meningen wordt gestimuleerd door tegenspraak of nuancering en ook wel door bijval natuurlijk. Oftewel: door reacties. Dat geldt denk ik evenzeer voor stukjes over lezen, je werk, alledaagse ervaringen en noem maar op. En daar ben ik dan eindelijk aangekomen bij wat ik wilde zeggen, want het was niet mijn bedoeling om het over mijn eigen blog te gaan hebben (maar ik kon het weer niet laten), maar over blogs in het algemeen, en dan vooral over blogs die aan blogmoeheid lijden.

Er zijn mensen die maar sporadisch een reactie op hun blog krijgen en toch met enthousiasme een prachtig blog in stand houden (6). Het is natuurlijk mogelijk dat de maker van zo'n blog in de wandelgangen mondelinge reacties krijgt die hem goed doen. En waarschijnlijk geeft het maken van zijn blog die maker gewoon een grote intrinsieke bevrediging. Zonder een zeker minimum daarvan is het trouwens niet vol te houden om te bloggen: je moet er toch in de eerste plaats zelf lol in hebben. Maar ik denk dat voor veel bloggers geldt wat ook voor mij geldt: je hebt af een toe een reactie nodig om de moed erin te houden én om aan het denken gezet te worden.

Je hebt ongetwijfeld bloggers die het fijn vinden als hun blog elke dag door honderden mensen gelezen wordt of die er van dromen ooit door die honderden gelezen te zúllen worden. Ik zou dat zelf ook niet onaardig vinden (al verwacht ik niet het mee te maken), maar waar ik vooral blij mee ben, is met die (schat ik) tien mensen die af en toe commentaar geven op wat ik geschreven heb. Sommigen doen dat regelmatig, anderen twee keer per jaar; ik ben ze in gelijke mate dankbaar. Reacties zijn het beste medicijn tegen blogmoeheid en blogmoedeloosheid.

Conclusie: als je het idee hebt dat een blog dat je graag leest een beetje aan het wegkwijnen is, zet er dan eens een reactie op. Misschien helpt het. Ook als een blog nog fris en levendig is zal de maker ervan een reactie hoogstwaarschijnlijk op prijs stellen. En zo niet, dan merk je dat waarschijnlijk wel aan de reactie op jouw reactie (of aan het uitblijven daarvan).

Zou er ook iets als reactiemoeheid bestaan? Ik heb het gevoel van wel. En zou die misschien mede de huidige blogmoeheid veroorzaken en/of versterken? Het zou me niet verbazen.

Nog even iets anders. Ik schreef pas iets over Literair overleven van Dirk van Weelden. Ik vond dat een aardig boekje en het heeft me op een idee gebracht, d.w.z. het heeft een al bestaand vaag idee wat duidelijker gemaakt (waarover hopelijk later), maar een samenvattig van het boekje geven vond ik te moeilijk omdat ik het daarvoor te rommelig vond en ik het niet goed genoeg begreep. Nu las ik gisteren op twitter een berichtje van Occy dat verwees naar een mooie samenvatting van dit boekje (en daarmee tevens naar een heel mooi blog over lezen en literatuur), dus voor de belangstellenden (Tenaanval?) meld ik dat hier ook even.

De blogs die ik in gedachten had: 1: ZB Digitaal, 2: Anna Loog, 3: Astrids Scribbles, 4: Festina Lente, 5: de occamsrazorlibrary, 6: BoekenDingen

Foto van Flickr, gemaakt door Maccio Capatonda.

zondag 7 juni 2009

Beetje utopisch
















Vandaag ging ik met de bus, en omdat die nog wel eens op zich laat wachten nam ik een boek mee. Gewoonlijk doe ik mijn boek dan in een plastic tasje, maar deze keer had ik een beetje haast en nam ik het zo in mijn hand mee. Toen ik met dat boek in de hand over straat liep en er later mee op een bank bij de bushalte zat (de bus kwam trouwens op tijd dus van lezen kwam niet veel) dacht ik: wat zou het toch leuk zijn om ergens te wonen waar dit gebruikelijk was. Waar veel mensen met een boek in hun hand liepen of er op een bank in zaten te lezen. En dat het dan heel gewoon was dat je vroeg: wat leest u daar en wat vindt u ervan? En dat niemand daar gek van opkeek. En dat je dan zomaar op straat een gesprekje kon voeren over literatuur.

Ik realiseer me dat deze wens tamelijk onrealistisch is. Maar omdat veel of misschien wel alles van toeval afhangt had het ook best wél kunnen gebeuren. Er zijn toch ook landen waar op straat of in het park geschaakt wordt.

Ik zou zou het al heel mooi vinden als het alleen in bibliotheken gebeurde: dat daar overal mensen zaten te lezen. En dat er bij elke bibliotheek een tuin was waar je met je boek kon gaan zitten. (Of een dakgoot, zoals vroeger in De Zeeuwse Bibliotheek.) En dat je er koffie kon kopen en een broodje of een stukje taart. En dat er bibliothecarissen werkten die ook lazen en die heel veel van literatuur wisten. En dat je dan met elkaar kon praten over wat je aan het lezen was of al gelezen had.

Toen ik terugkwam van waar ik geweest was en weer naar de bushalte liep, kwam ik langs een tramhalte. En, 'wie schetst mijn verbazing', daar stond een mevrouw geleund tegen een paal te lezen. Ik probeerde te ontdekken welk boek zij las en ik weet bijna zeker dat het Het grote baggerboek van Ilja Leonard Pfeijffer was, een boek dat ik ook gelezen heb en waar ik graag nog eens met iemand over zou willen praten. Maar ik liep natuurlijk door, want het is nu eenmaal niet gebruikelijk om iemand zomaar aan te spreken over een boek. (De enige keer dat ik dat ooit deed -in de trein, over Het Bureau- keek de man tot wie ik mij richtte zeer verontrust op.)

Misschien had ik samen met die mevrouw een 'beweging' kunnen beginnen.

Foto van Flickr, gemaakt door Manel^Urindar

Plaatje 8























Ozias Leduc (1864-1955)
La liseuse, 1894

zaterdag 6 juni 2009

Plaatje 7


















Gyula Benczúr (1844-1920)
Reading Woman in the Forest, 1875



Wie meer houdt van (geschilderde) lezende dames die alles er bij uitgetrokken hebben, verwijs ik naar de verkiezing van Het Mooiste Lezende Naakt op BoekenDingen (met dank aan Tenaanval die het meldde op twitter).

vrijdag 5 juni 2009

Andere tijden















Vandaag stonden wij met een paar collega's even te praten over de verkiezingsuitslag. Het ging natuurlijk ook over de PVV en wat mensen ertoe kan brengen op die partij te stemmen. Zo kwamen we op 'allochtonen' en een van mijn collega's, die even oud is als ik, vertelde: 'In de jaren '60 woonden bij ons in de stad (een middelgrote provinciestad) twee negers. Die kende je allebei. En eens per jaar kwam er een Surinaamse student op school. Er werd van te voren gevraagd of je wat geld mee wilde brengen en die jongen vertelde dan over Suriname. Als hij uitverteld was bracht de concierge een theedoek en een emmer en die emmer zette de student op z'n hoofd en zo deed hij, in zijn nette pak, een dansje voor de klas. Zo kreeg hij het geld voor zijn studie bij elkaar.

Nadat ik e.e.a. enige uren op mij had laten inwerken, vroeg ik mijn collega nog: 'Draaide hij die theedoek dan tot zo'n soort worst die hij op zijn hoofd legde?' Dat klopte, hij maakte er een soort tulband van. 'En zat er water in die emmer?' Ja, die emmer zat vol water. 'En hoe danste die jongen dan?' Mijn collega deed een paar danspassen met zijn armen omhoog.

Foto hier gevonden.

woensdag 3 juni 2009

Wat ik las 19

Alles is relatief en bij De verbouwing, waarmee het wel enkele elementen gemeen heeft (zoals de relatie ouders-kinderen en de eigentijdse sfeer), steekt het zowel qua stijl als wat betreft het verhaal beslist heel gunstig af, maar een echt goed boek vond ik Het diner van Herman Koch toch niet. Ik heb ooit Red ons, Maria Montanelli van Koch gelezen en herinner me daar alleen nog van dat zijn gevoel voor humor niet het mijne was. Later las ik nog eens iets van hem, ik denk dat het Geen agenda was, en daar heb ik alleen van onthouden dat het me niet beviel. Maar Pieter Steinz noemde Het diner 'de beste Nederlandse roman die ik in maanden heb gelezen' en dat maakte me nieuwsgierig, dus toen ik de kans had het te lenen deed ik dat.

Wat betreft gevoel voor humor zijn we blijkbaar naar elkaar toegegroeid, want de manier waarop Koch de gang van zaken in een toprestaurant beschrijft beviel me wel. Ook wat hij vertelt over Nederlanders met een tweede huis in Frankrijk amuseerde me. (Waarbij ik moet opmerken dat zowel toprestaurants als een tweede huis fenomenen zijn die ik niet uit eigen ervaring ken.) Aanvankelijk boeide het boek me ook wel, maar dat werd gaandeweg minder. Ik kan er weinig over vertellen omdat het een soort plot bevat. Steinz zegt dat ook, maar 'verraadt' vervolgens toch een naar mijn idee essentieel onderdeel, dus als je het boek nog wilt lezen kun je beter niet eerst zijn recensie lezen.)

De opbouw van het boek vond ik leuk: het volgt de gangen van een diner (voor mij beter te volgen dan een boek dat als een muziekstuk is opgebouwd). Bovendien speelt een deel van het verhaal zich ook echt tijdens een diner (d.w.z. een etentje met vier mensen) af.

Twee broers en hun vrouwen gaan eten in een top-restaurant om daar iets te bespreken. De ene broer (Serge Lohman, getrouwd met Babette) is oppositieleider en de vermoedelijke toekomstige minister-president, de andere (Paul, getrouwd met Claire) is leraar geschiedenis geweest en daar door omstandigheden (die ook met de plot te maken hebben) mee gestopt. In het gezin van Serge en Babette zijn drie kinderen: een meisje en twee jongens, waarvan er een geadopteerd is en oorspronkelijk uit Afrika komt, alledrie in de puberleeftijd. Paul en Claire hebben een kind: een zoon van 16. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Paul. Hem leer je daardoor ook het beste kennen.

De beide ('biologische') neven hebben iets gedaan wat vergaande consequenties voor hen kan hebben als het uitkomt. Hun daad heeft uitgebreid in de kranten gestaan en er is bij Opsporing verzocht een filmpje van te zien geweest. Hun ouders hebben hen daarop herkend, maar verder blijkbaar niemand.

Het boek lijkt de vraag te stellen (en te beantwoorden) hoever ouders (kunnen) gaan in het beschermen van hun kind. Het is natuurlijk lastig om daarover te oordelen als je niet zelf in zo'n situatie hebt verkeerd, maar de manier waarop deze ouders (d.w.z. vooral Paul en Claire) het aanpakten stond me nogal tegen, wat mijn mening over het boek waarschijnlijk bepaald heeft.

De vraag of je een hoofdpersoon sympathiek moet vinden om een boek te kunnen waarderen heb ik me vaker gesteld en ik kan hem niet goed beantwoorden. Twee boeken die me erg tegenstonden hadden beide een mij zeer onsympathieke hoofdpersoon: Het hemelse gerecht van Renate Dorrestein (ik geloof dat het hier om twee hoofdpersonen gaat) en Gewassen vlees van Thomas Rosenboom. Het heeft er dus waarschijnlijk wel iets mee te maken. Maar meneer Visser uit Meneer Visser's hellevaart van Simon Vestdijk vond ik ook erg onaangenaam en toch beviel dat boek me goed. Gaat het om een grens die niet overschreden mag worden, of ligt het aan de stijl die iets kan compenseren? Ik weet het niet.

Wat ik wel weet is dat ik Het diner al met al geen goed boek vond. Ik vond het goed geschreven, 'modern' zonder geforceerd trendy te zijn, het leest ook heel 'lekker' en zal voor veel mensen een prima strandboek zijn (ik zag het al klaarliggen voor de Zuid-Hollandse strandbibliotheken) en het is zeker een boek waar je over kunt discussiëren, dus het lijkt me ook een geschikt leeskringboek. 'De beste Nederlandse roman die ik in maanden heb gelezen' had het misschien ook nog wel kunnen worden, maar dat zegt meer over de rest van die romans en vooral over mijn leesgedrag, en het is niet zover gekomen want Caesarion vind ik beter. (Opmerking voor Henk: ik vermoed dat je Koch een stuk minder saai zult vinden.)