WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

zaterdag 31 oktober 2009

Trouwens























Vanmiddag, op weg naar de markt, zag ik vanuit de bus een man staan roken op een balkonnetje. De vrouw die achter mij zat zag het ook en zei tegen de man die naast haar zat: 'Dat zie je tegenwoordig ook steeds vaker, dat mensen op het balkon staan te roken.' De man naast haar mompelde iets (voor mij) onverstaanbaars, waarop de vrouw reageerde met: 'Ik zag het trouwens nou net voor het eerst.'


Foto hier gevonden.

vrijdag 30 oktober 2009

K.u.t.
















Was ik nou zojuist getuige van een stukje taalinnovatie? Het zal vast wel niet, maar voor mij was het in elk geval nieuw: een van m'n kinderen zei aan tafel: 'Dat is ook het kutte van dat woord.' Ik vroeg: 'Zei je nou "het kutte"?' Ja, dat zei ze. Zelf zou ik het geloof ik eerder verbogen hebben als 'kuttige' (maar ik zou niet op het idee gekomen zijn óm het te verbuigen), maar dit klinkt beter. En voor wie vindt dat het niet netjes is: vandaag las ik ergens (volgens mij in de Metro) dat zelfs de moeder van Ewoud Sanders, die volgens haar zoon toch heel keurig is, tegenwoordig het woord 'kut' gebruikt (in de betekenis van vervelend e.d.).


Cartoon Fokke & Sukke hier gevonden; website Fokke & Sukke.

donderdag 29 oktober 2009

Beetje jammer























Op 11-10 stond er een ingezonden brief in de NRC van mw. Cora Duin, (oud-?)bibliothecaresse, en Edwin zette hem op ZB Digitaal. Ik had wel een beetje begrip voor mevrouw Duin, maar achtte het wijzer dat niet te zeggen. Ik dacht: als je zegt dat je Cora Duin wel kunt volgen, dan vindt iedereen natuurlijk meteen dat je niet met je tijd meegaat en oud & verzuurd bent. En naar dat imago streef ik niet.

Maar stiekem dacht ik: ik snap u geloof ik wel, mw. Duin. Vroeger was bibliothecaris een interessant en afwisselend vak, nu is dat alleen nog maar zo achter de schermen, in de 'back-office'. Dáár worden plannen gemaakt, daar wordt aangeschaft, daar wordt vernieuwd, daar heb je status en verdien je een redelijk salaris. Maar als je ooit, toen de scheiding tussen front- en back-office een feit werd, gedacht hebt: ik hou liever contact met de klanten, om hun vragen te beantwoorden en om advies te geven, ja dan zou je inmiddels wel eens danig spijt kunnen hebben van die keuze. Of misschien hád je wel niks te kiezen en waren alle back-office-plaatsen gewoon al bezet. En nu zit je er maar mee: de klanten vragen je niks meer, behalve waar ze de wc kunnen vinden. De rest googelen ze liever. En naar een 'goed boek' vragen ze ook al niet meer, want ze kunnen de Nicci French of Jill Mansell die op de tafel verleidelijk ligt te wezen zo pakken. En daar zit je dan als mw. Duin, ooit opgeleid voor een boeiend en dienstverlenend beroep, nu een beetje overbodig te wezen of in elk geval makkelijk vervangbaar door iemand die zo'n opleiding níet heeft. Ik vind het niet zo gek dat je daar wel eens een beetje treurig van wordt. Daarmee wil ik nog helemaal niet zeggen dat het anders zou moeten of kunnen, maar ik heb er begrip voor dat mw. Duin denkt: wat was het vroeger toch veel leuker ('aardiger en waardiger') om bibliothecaris te zijn.

Ik wou het er eerst niet over hebben omdat je als babyboomer een beetje uit moet kijken. Het etiket 'achterhaald' is snel geplakt. Maar ik wou vooral ook niets zeggen omdat ik wel vermoedde hoe het gekomen was, maar dat eigenlijk niet wist. Ik heb nooit in een openbare bibliotheek gewerkt, spreek ook maar zelden iemand die er wel werkt en al helemaal niemand die in de positie van mw. Duin verkeert. Ik ken de openbare bibliotheek vooral als lener, dus misschien beoordeelde ik het helemaal verkeerd en was het werken in de front-office nog steeds leuk en interessant en was die mw. Duin gewoon een ouwe zeur.

Maar nu las ik vandaag een artikel in het Bibliotheekblad van 22-10 en daarin komen twee bibliothecarissen aan het woord, die ongeveer hetzelfde zeggen als mw. Duin, zonder overigens haar wat verongelijkte en klagerige toon over te nemen. De titel van het artikel is 'Scheiding front-office en back-office: botst efficiency met kwaliteit?'

Liesbeth Derksen (43 jaar), die een hbo-opleiding tot Bibliothecaris in Openbare Bibliotheken heeft gevolgd en in de front-office werkzaam is, zegt in dit artikel o.a.:

Het is goed dat het vak in beweging is. Clustering en professionalisering van taken moet gebeuren. Maar veel hbo-ers verdwijnen daardoor achter de schermen in de back-office. De leidinggevenden krijgen de interessante banen, meestal zijn dat fulltimers. Voor de parttimers blijft er weinig over, alleen een paar moeilijke vragen op een middag. De basis en inhoud van ons vak verdwijnen, ik vind dit erg verdrietig.

En ook:

Als hbo-ers achter de schermen in de back-office verdwijnen, missen ze het directe contact met de klant. Je kunt geen beleid maken vanachter een bureau op basis van alleen cijfers. Mensen komen ook in de bibliotheek voor de sfeer, de gezelligheid en voor ontmoeting. Als je die informele contacten niet meer hebt, vervreemd je van de klant.

Toen ik dit, en de rest van het artikel, las, dacht ik: Cora Duin is niet alleen. Het gaat in dit artikel weliswaar in de eerste plaats om de klant, maar je kunt er ook uit afleiden dat waarschijnlijk (veel) meer bibliothecarissen die vroeger hun werk met plezier en enthousiasme deden tegenwoordig niet meer zo gelukkig met hun baan zijn, net als Cora Duin. Ik weet niet goed wat er aan te doen is, maar treurig vind ik het wel. En voor de sfeer in de bibliotheek lijkt het me ook niet goed.

Een andere bibliothecaris vertelt in dit artikel dat in zijn bibliotheek de scheiding tussen front- en back-office niet zo strikt is doorgevoerd. Ik kreeg de indruk dat het daardoor in die bibliotheek, in elk geval in de front-office, aanzienlijk leuker werken is. Mw. Duin heeft misschien gewoon pech gehad.


Cartoon hier gevonden.

woensdag 28 oktober 2009

Wat ik las 31

Ik vraag me af of onder de lezers van dit blog iemand is die nog weet hoe de SP heette voor hij SP ging heten. Wie het weet is waarschijnlijk lid van die partij óf ouder dan 55. Ik hoor tot de laatste categorie en wist het nog. Anders had ik het nu in elk geval geweten, want het staat in Die stad, dat jaar. In oktober 1972 werd op een bijeenkomst in Rotterdam de Socialistiese Partij (zo schreef je dat toen, ik bedoel in dit geval) opgericht, die daarvoor de KPN/ML heette en die nog weer eerder was afgesplitst van de KEN/ml. De K staat voor Kommunistisch, ML voor marxistisch-leninistisch.

In Die stad, dat jaar van Koos van Zomeren is 'die stad' Nijmegen en 'dat jaar' 1972, en het boek gaat voor een belangrijk deel over de KPN/ML, later dus SP. Van Zomeren woonde in 1972 in Nijmegen en was lid van 'de Partij', zoals de leden hem zelf noemden. Hij hoorde bij de partijleiding, zat in de gemeenteraad in Nijmegen en is vijf jaar lid geweest. Hij heeft eerder al uitgelegd waarom hij de partij verlaten heeft. Ik herinner me niet dat gelezen te hebben, maar toch heb ik altijd een beetje het gevoel gehad dat het mede door Koos van Zomeren komt dat ik (nog) nooit op de SP heb gestemd, terwijl het toch best mogelijk is dat die partij bovenaan komt te staan als ik een stemwijzer op internet zou invullen.

Van Zomeren wilde nu een boek schrijven over de tijd dat hij nog van harte bij de Partij was. Dat is hem aardig gelukt, al kun je toch hier en daar al wel iets van twijfel bespeuren.

Onlangs schreef ik 'Wie niet geïnformeerd is zal veel literatuur niet begrijpen. Maar wie geen romans leest zal veel informatie niet begrijpen.' Dat was misschien een wat overtrokken uitspraak, maar het lijkt bijna of Koos van Zomeren hem zich heeft aangetrokken, want dit boek bestaat uit twee delen: een informatief gedeelte en een roman. De informatieve hoofdstukken en de romanhoofdstukken staan door elkaar en regelmatig had ik even niet door in welk stuk ik zat. Dat kwam mede doordat de echte namen van de mensen die in het informatiegedeelte genoemd worden ook in de roman gebruikt worden, maar ook omdat het eigenlijk min of meer hetzelfde verhaal is, 'vanuit een andere invalshoek' zogezegd. Het boek werd hier wat onoverzichtelijk van, en ik vroeg me, vooral in het begin, af of het wel zo'n gelukkige keuze was, maar achteraf vind ik het zo gek nog niet.

De informatie is nodig om het verhaal te kunnen plaatsen en als je dat allemaal in de roman zou willen proppen werd die daar vast niet beter van. Ik vraag me af of Van Zomeren het meteen al zo van plan was of dat hij er al schrijvende achter kwam dat hij het zo moest of wilde aanpakken. Hij had van te voren erg veel informatie verzameld en met veel partijleden van vroeger gepraat en in een roman kan je dat maar ten dele kwijt en misschien vond hij het zonde om het niet te gebruiken. Anderzijds kun je, als je een roman over die tijd een politieke achtergrond wilt geven, niet om allerlei informatie heen, maar een roman waarin allerlei uitleg wordt opgenomen leest vaak niet prettig. Misschien lees ik nog eens in een interview hoe het zo gekomen is want het lijkt me wel iets waar een interviewer naar zal vragen. Het is in elk geval een nogal ongebruikelijk manier om een boek te schrijven. De ondertitel is 'Roman met aantekeningen'. Zelf vond ik de aantekeningen aanvankelijk het interessantst, maar als de roman er niet was geweest was ik misschien toch gestopt met lezen. Een aantal pagina's wordt b.v. gevuld met een uittreksel uit alle krantenberichten en advertenties van De Gelderlander uit het jaar 1972. Dat was wel even doorzetten, maar het afwisselend lezen van beide elementen van het boek gaf toch iets extra's aan het geheel.

Ik vraag me af of 'jongere lezers' het boek kunnen waarderen. Het is trouwens helemaal de vraag of Van Zomeren wel door jongere lezers gelezen wordt, want een hippe schrijver kun je hem bepaald niet noemen. Voor mij hoort hij tot de 'sympathieke' schrijvers. Zijn romans vind ik nooit geweldig, maar zijn zinnen zijn soms heel mooi en zijn ideeën over de natuur bevallen me, evenals de ironische manier waarop hij over zichzelf schrijft. Zijn dagboek Een jaar in scherven vond ik wél heel goed en zijn columns die enkele jaren op de voorpagina van de NRC gestaan hebben las ik ook graag.

Van Zomeren was voor hij lid van de partij werd journalist bij Het Vrije Volk, in Nijmegen. Hij nam ontslag, liet zich omscholen tot metaaldraaier (geloof ik) en ging in een fabriek werken, iets wat voor partijleden verplicht was of in elk geval als zeer wenselijk werd beschouwd (zeker weet ik het niet, maar ik denk het eerste). Later werd hij hoofdredacteur van het partijblad de Tribune en schreef dat in zijn eentje vol. Hij werd ook Propagandasecretaris, een door de partij betaalde functie, waardoor hij zijn baan in de fabriek kon opzeggen en zich geheel aan de partij wijden. Hij schreef ook boekjes die voor scholing gebruikt werden.

De partij was een manier van leven: 's avonds en in het weekend ging je vergaderen of colporteren (d.w.z. proberen de Tribune aan de man/vrouw te brengen), en er waren acties, zoals het kraken van dure huurwoningen die leegstonden omdat niemand de huur kon betalen.

Van grote invloed in dat jaar was de oorlog in Vietnam en de demonstraties daartegen. Daarbij werkte de partij samen met andere partijen en groeperingen, in de Brede Vietnambeweging. De Amerikanen voerden hevige bombardementen uit op Noord-Vietnam en het protest daartegen werd steeds heviger, ook in Nederland. De toenmalige leider van de SP, Daan Monjé, bedacht de actie Van mens tot mens. Die hield in dat er kaarten gemaakt werden van foto's uit de Vietnamoorlog. Deze werden per vijf in een mapje gedaan, samen met een strookje dat uit een telefoonboek van een Amerikaanse stad geknipt was en waarop vijf adressen stonden. De bedoeling was dat je die kaarten naar die adressen stuurde. Achterop stond een tekst (van Jane Fonda) waarin gevraagd werd hoe je later dacht je kinderen over deze oorlog te vertellen. De mapjes werden via colportage verkocht. Ik herinner me deze actie nog goed omdat iemand die ik kende (partijlid) er aan meewerkte.

Van Zomeren vertelt over het inpakken van de kaarten. In de vergaderzaal van de partij zat iedereen bij elkaar kaarten in mapjes te doen, er werd een bandje van de top-40 gedraaid, er werd stevig gerookt en het was gezellig. Dit soort details geven het boek een grote nostalgische kracht, d.w.z. als 1972 ook 'jouw tijd' was. Ook voor wie toen niet bij de partij was is veel herkenbaar: de demonstraties, de acties, het gevoel dat de wereld moest veranderen en dat onze generatie daarvoor ging zorgen. (Nee, het is niet gelukt, maar dat wisten we toen nog niet.)

Het romangedeelte in het boek is het verhaal van (romanfiguur) Bert Staal, die in het pand van de partij woont maar zelf geen lid is. Hij verhuurt het huis dat zijn vader voor hem en zijn broer gekocht heeft aan de partij en heeft er zelf nog een kamer. Hij droomt over een meisje dat hij een keer in een soort visioen heeft gezien. Ze zat 's nachts in de keuken en at een tomaat (!). Zijn broer is wel lid van de partij. Op Bert wordt van diverse kanten aandrang uitgeoefend om ook lid te worden, maar hij weigert, al lijkt hij zelf niet goed te weten waarom. Hij biedt wel op een keer aan om een artikel voor de Tribune te schrijven. (Gek genoeg herinnerde ik me nog vaag dat dat artikel, een interview met de atleet Jos Hermens, in de Tribune heeft gestaan.) Aan het eind van het verhaal ontmoet hij inderdaad een meisje dat 's nachts een tomaat zit te eten.

Het bovenstaande klinkt wat rommelig en dat is het boek zelf ook wel, maar het was toch een aardige leeservaring. Voor 55-plussers met linkse sympathieën heeft het zeker wat te bieden. Voor jongere SP-stemmers misschien ook wel.

maandag 26 oktober 2009

Toktok 3


















Vandaag zei iemand die mijn blog wel eens leest tegen me: 'Wat een vreselijk elitair stukje heb je geschreven. Dat je denkt dat mensen de wereld niet kunnen begrijpen als ze geen romans lezen en dat jij hem wel begrijpt omdat je ze wel leest. Je leest zelf niet eens de krant!' Tja, dat was even slikken. Ik heb niets tegen elites, maar voor elitair worden uitgemaakt is toch iets anders. Bovendien leek me dat hier eigenlijk arrogant bedoeld werd en toen ik het vroeg zei de iemand die mijn blog wel eens leest: 'Ja, arrogant is het ook, maar het is óók elitair.'

Kijk, zulke kritiek, daar heb je wat aan. Daar kun je je tenminste tegen teweer stellen.

Ik sputterde (natuurlijk) tegen dat het er zo niet stond en dat ik alleen maar had gezegd dat het lezen van romans híelp om de wereld te begrijpen. Maar ja, zelfs als het alleen maar elitair líjkt is er al iets mis. En de krant lees ik heus wel zo'n beetje, maar echt goed op de hoogte van het wereldgebeuren ben ik inderdaad niet.

Daarom, voor de duidelijkheid: ik bedoelde dus níet dat je door romans te lezen de wereld gaat begrijpen. Ik bedoelde ook niet dat iemand die romans leest per se meer van de wereld begrijpt dan iemand die, bijvoorbeeld, kranten leest. Ik bedoelde al helemáál niet dat ík iets van de wereld begrijp. Ik bedoelde trouwens ook niet dat de wereld te begrijpen ís.

Wat ik alleen maar bedoelde is dat ik denk dat je door het lezen van romans net iets meer begrip voor de wereld en je medemens kunt krijgen dan als je géén romans leest (zoals Sjoerd Kuyper het zo mooi schreef). Maar dat kleine beetje begrip kan soms wél een groot verschil maken. Daarom vind ik dat bibliotheken, naast alles wat ze nog meer moeten doen, zich er ook altijd voor moeten blijven inzetten om de mensen aan het lezen te krijgen, in het bijzonder aan het lezen van 'literatuur', wat dat ook precies moge zijn.

Te weten komen wat een ander denkt en voelt gaat waarschijnlijk het beste door een tijdlang zijn positie in te nemen, 'in zijn schoenen te staan', zogezegd. Aangezien dat zelden te realiseren is, is het lezen van romans een aardig surrogaat.

Niet alleen mediawijsheid, maar ook een beetje 'gewone' wijsheid, daar zou de bibliotheek aan moeten bijdragen. Als dat een elitaire gedachte is kan ik het ook niet helpen, maar zélf heb ik beslist de wijsheid niet in pacht en dat zou ik ook niet graag beweren.


Foto: Flickr, gemaakt door JAsha J (geen cc, maar ik kon hem niet weerstaan).

zondag 25 oktober 2009

Met z'n allen















Vanmiddag was ik even bij Ikea. D.w.z. voor zover je bij Ikea 'even' kunt zijn, want eenmaal binnen is het nog niet eenvoudig om weer buiten te komen. Wat ik me, al meelopend met de massa, afvroeg was: waarom zijn al die mensen wél hier en níet in de bibliotheek? Want iedereen was er: in de kinderwagen, achter de rollator, arm, rijk, chic, volks, allochtoon, autochtoon, vrolijk en chagrijnig. Een betere 'doorsnee van de bevolking' zal je niet snel bij elkaar krijgen.

Sommige mensen kwamen echt een kast o.i.d. kopen, maar de meesten waren zo te zien bezig met recreatief winkelen en het stukslaan van hun zondagmiddag. Voor het restaurant hoef je het niet te doen, ik spreek uit ervaring want ik heb er toen mijn kinderen op kamers gingen heel wat keren gezeten en gegeten, maar het smaakt nergens naar (en ik ben echt geen luxe-eter). Dus wat brengt al die mensen ertoe eerst in de file te gaan staan om er te komen, dan een parkeerplaats te zoeken (ik was zelf met de bus), om dan binnen achter de medemens aan te mogen sjokken? Ik bedoel: iedereen moet natuurlijk zelf weten wat hij op zondagmiddag doet (en ik was er zelf tenslotte ook), maar daar moeten we toch als bibliotheek mee kunnen concurerren? Als we een paar procent van de mensen daar wisten weg te lokken hadden we een topdag in de bibliotheek. Wat doen we fout? Voorlezen is toch veel leuker dan het ballenbad, een lezing boeiender dan een Pax-kast en een beter broodje aanbieden kan ook niet moeilijk zijn.


Foto hier gevonden.

zaterdag 24 oktober 2009

Toktok 2

Dat ik mij verbaas over bibliotheekdirecteuren die geen romans lezen komt misschien wel omdat ik toevallig juist door leesadviezen van enkele leden van deze beroepsgroep een aantal boeken heb leren kennen die ik tot het beste van wat ik gelezen heb reken. Het lijkt misschien wat onwaarschijnlijk dat 'iemand van de werkvloer' (zoals ik mezelf de laatste tijd wel 's genoemd heb) met directeuren communiceert en waar het werkgerelateerde zaken betreft overkomt dat me ook niet vaak, maar literatuur slaat wel eens een brug(getje).

Dankzij directeur S te H las ik o.a. Het vuur van Barbusse, Geslacht van Manning en Civilisatie 1914-1917 van Duhamel. Door H te N leerde ik Terug tot Ina Damman (en nog veel meer) van Vestdijk kennen, Reis naar het einde van de nacht van Céline en de gedichten van J.C. Bloem. (Interim)directeur D te H adviseerde mij Het verdriet van België van Claus en aan M te R heb ik te danken dat ik e.e.a. van Julian Barnes heb gelezen.

Goeie kans dat ik aan deze boeken anders nooit begonnen zou zijn. Dit zegt niets over de managementskwaliteiten van deze heren (het waren allemaal mannen), maar aan mijn leeservaring hebben deze directeuren beslist iets positiefs bijgedragen.

Rotterdam, 2009

Zojuist was ik bij de Hema, hier om de hoek, om sokken te kopen. Een oudere gehoofddoekte mevrouw (die misschien ook wel gewoon van mijn leeftijd was) riep mij en wees naar een paars vest. Ik dacht dat ze er niet bijkon en haalde het van het rek, maar het bleek om de prijs te gaan. Die las ik voor: 19,95. Door haar vingers op te steken maakte de vrouw mij duidelijk dat ik het anders diende te formuleren. Ik stak 2 keer 10 vingers omhoog. Daarmee was ons gesprek beëindigd. Ik geloof niet dat zij het vest genomen heeft.


Foto van de Hema-site. (N.B.: het afgebeelde vest is duurder.)

Toktok























'Als je domme vragen stelt kan je domme antwoorden verwachten,' zei Willem van Hanegem 40 jaar geleden al. En zo is het maar net. Als iemand aan een bibliotheekdirecteur de vraag stelt 'Welk boek ligt er op uw nachtkastje?' vind ik dat ongeveer de domste vraag die je stellen kunt. ('Welk boek zou u meenemen naar een onbewoond eiland?' had ook gekund.) Dus dat de directeur van DOK Delft op deze vraag antwoordt met 'Ik lees in principe geen boeken.' verbaast me niks. Bovendien denk ik dat deze directeur zich al verheugde op het opfladderen van de kipjes nadat hij deze knuppel in hun hok had geworpen. Ik voelde inderdaad even de neiging aan het tokken te slaan, maar ik wist hem te onderdrukken. Mijn stukje van gisteren is het bewijs.

Maar toen werd uit onverwachte hoek, door een andere bibliotheekdirecteur, nog een stok in het hok gegooid en kan ik het toch weer niet laten. Dominees die niet in God geloven, daar kijk ik sinds J.M.A. Biesheuvel er overtuigend een beschreef niet meer van op. Onderwijzers die niet van kinderen houden, wie op school heeft gezeten weet dat ze bestaan. Rokende longartsen, stelende politieagenten, liegende rechters, ik lig er niet van wakker. Maar een bibliotheekdirecteur die geen romans leest, die heeft me vannacht toch uit mijn slaap weten te houden. Die directeur is Ton de Kruyff en hij verklaarde in een reactie op ZBDigitaal dat hij sinds enkele jaren geen romans meer leest en dat hem dat prima bevalt. En hoewel ik inmiddels wel wist dat veel bibliothecarissen nooit romans lezen dacht ik dat bibliotheekdirecteúren dat toch nog wel af en toe zouden doen. Tja, hoe naïef kan je zijn?

Ik snap niet hoe je zonder kunt, dat is het in de eerste plaats natuurlijk. Hoe je de wereld aankunt zonder hem af en toe in geromantiseerde vorm (waarbij ik niet bedoel: in romantische vorm) tot je te nemen is me een raadsel. Maar het tweede is: ik snap niet hoe je kunt denken dat je de wereld kunt begríjpen zonder er romans over te lezen. Nee, ik beweer niet dat je alles gaat begrijpen als je romans leest. Maar volgens mij helpt het wel. Informatie is belangrijk, maar er is meer. In de huid van een ander kruipen, denken met zijn hersenen, dat kun je alleen in romans. Wat iemand je vertelt hoor je aan, wat je in een roman leest gaat door je héén. Zoiets. Ik verwijs nog maar 's naar de Annie M.G. Schmidt-lezing van Sjoerd Kuyper, waar ik eerder uit citeerde. Met begrijpen bedoel ik dan ook niet zozeer 'snappen', maar eerder 'begrip krijgen voor'.

Eigenlijk vind ik dat iedereen romans zou moeten lezen en dat je dat lezen op school zó zou moeten leren dat je er niet eens aan zou dénken er mee op te houden. Maar goed, dat is een beetje onrealistisch, dat besef ik wel. Maar zoals ik vind dat onderwijzers van kinderen moeten houden en politieagenten niet horen te jatten, zo vind ik dat bibliotheekdirecteuren romans moeten lezen. Want als je het niet doet en als dat je ook nog 's prima bevalt, hoe kun je je dan ooit met overtuiging sterk maken voor een bibliotheek waar literatuur een belangrijke rol speelt? Er is meer in de wereld dan literatuur, dat weet ik ook wel. Ook in de bibliotheek is er meer, nl. wat ik altijd maar 'informatie' noem zonder te weten wat daar nou precies allemaal onder valt. Wie niet geïnformeerd is zal veel literatuur niet begrijpen. Maar wie geen romans leest zal veel informatie niet begrijpen. Daarom zijn beide onmisbaar in een bibliotheek. En een directeur moet dat, vind ik, 'belichamen'. En anders moeten er maar twee directeuren komen, een informatieve en een literaire.

Ton de Kruyff schrijft overigens een leuk, aangenaam ironisch en relativerend blog. Ironie en relativeringsvermogen leken mij altijd dingen die je vooral leert door romans te lezen. Dat is dus een vooroordeel gebleken.


Foto: Flickr, gemaakt door: drhenkenstein.

vrijdag 23 oktober 2009

Pltj 21























Helene Schjerfbeck (1862-1946)
Girl Reading; Seated Girl, 1904

Boek en hip


















Daarnet dacht ik: als ik nou 's gewoon 'bibliotheek' intik op Google, wat zou ik dan vinden? Ik deed het en bij de bovenste treffers vond ik dit artikel op de site van de Volkskrant. De directeur van de hipste bibliotheek van Nederland leest in principe geen boeken. Gelukkig kent hij vele andere manieren van lezen. Waar nog bij komt dat hij luistert naar dames tussen de 30 en de 60. Woonde ik maar in Delft, ik zou meteen lid worden bij DOK (als ik dat niet al was).


Op de foto een voorleesstoel bij DOK, foto gevonden op Flickr, gemaakt door drhenkenstein.

donderdag 22 oktober 2009

Wat ik las 30 / Hoezo cliché? 2

Onderweg van mijn werk naar huis las ik vandaag een boek dat geheel gewijd is aan de bibliotheek: Niet brullen in de bieb!, geschreven door Michelle Knudsen en geïllustreerd door Kevin Hawkes. Dit (prenten)boek kreeg ik door enkele oorzaken & gevolgen in handen. Ik zal ze verder niet uit de doeken doen, behalve de oorspronkelijke oorzaak: Conny vertelde ooit op haar blog over een voorstelling die zij samen met haar buurvrouw in de bibliotheek van haar woonplaats had gegeven n.a.v. dit boek.

Dit is het verhaal. Een leeuw wandelt een bibliotheek binnen. (Het wordt niet vermeld, maar misschien werd hij daartoe verleid door de twee stenen soortgenoten die de ingang flankeren.) Daar stuit hij in de frontoffice op meneer Van Puffelen, die het snel bij mejuffrouw Slingelandt van de backoffice gaat melden. Mejuffrouw Slingelandt vraagt of de leeuw zich aan de regels houdt en als dat het geval blijkt te zijn mag hij blijven.

De leeuw geniet van het voorleesuurtje en brult van teleurstelling als het afgelopen is. Hem wordt te verstaan gegeven dat brullen (evenmin als rennen) in de bibliotheek niet is toegestaan. Als hij belooft niet meer te brullen mag hij de volgende dag weer naar het voorleesuurtje komen. De volgende dag komt hij veel te vroeg. Mejuffrouw Slingelandt laat hem karweitjes doen, zoals het afstoffen van encyclopedieën met zijn staart. De leeuw komt elke dag terug. Op een keer valt mej. S. van het krukje waarop zij in haar backoffice is gaan staan om een boek van de bovenste plank te kunnen pakken. De leeuw gaat men. Van P. roepen, maar die begrijpt hem niet. Er zit voor de leeuw niets anders op dan te brullen. Van P. jaagt de leeuw weg en gaat het melden bij mej. S. Hij vindt haar op de grond en belt de dokter.

Mejuffrouw S. heeft een gebroken arm en is erg treurig omdat de leeuw weg is. Meneer Van P. gaat de leeuw zoeken en als hij hem gevonden heeft (hij stond door de deur van de bibliotheek naar binnen te kijken) zegt hij dat er een nieuwe regel in de bieb is: brullen is toegestaan als je er b.v. een vriend of vriendin die gewond is mee kunt helpen.

Eind goed al goed: de leeuw komt terug en alle kinderen juichen, wat voor deze ene keer mag.

Het boek is uit 2006 en er zijn computers in de bibliotheek. Meneer van P. draagt een vlinderstrikje, een geruite broek en een malle bril. Mejuffrouw (!) S. heeft een rond brilletje, een knot en een rok tot ver over de knie. In de bibliotheek mag je niet rennen en geen herrie maken. Toch vond ik het een leuk boek.

woensdag 21 oktober 2009

Pltj 20























Eero Järnefelt, 1863-1937
Girl Reading, 1909

Hoezo cliché?

Toen ik vanavond omstreeks 18.15u aan kwam lopen bij AH zag ik net een groepje jonge mannen naar binnen marcheren, studenten zo te zien. Ik denk dat het er 8 waren en ze liepen netjes 2 aan 2. Binnen zag ik ze weer: ze droegen overhemden en hadden allemaal dezelfde stropdas om. Een van hen riep naar de anderen: 'Hé, pakken jullie alvast drie kratten bier?'


Plaatje hier gevonden.

Goeie vraag


















Het is misschien al wel een jaar geleden dat op ZBDigitaal in een reactie een vraag gesteld werd waar ik nog af en toe aan moet denken. Ik heb hem niet kunnen terugvinden, maar ik weet bijna zeker dat hij van Marina was. Ik herinner hem mij zo: Als je er niet toevallig werkte, zou je dan nog wel eens in de bibliotheek komen? Ik vond het een erg goede vraag.

Wat mezelf betreft: ik keek ervan op toen ik in mijn brief aan de NRC las dat ik negen jaar geleden elke week naar de bibliotheek ging. Ik dacht even: zou ik gebluft hebben? maar ik geloof toch dat het echt waar was. Elke week ging ik op zaterdag naar de markt om kaas te kopen en naar de bibliotheek (grenzend aan de markt) om boeken uit te zoeken.

Kaas-van-de-markt koop ik nog steeds bijna elke week, maar in de bibliotheek kom ik zelden meer. Door twitcit kreeg mijn bibliotheekbezoek even een opleving, maar die is ook alweer voorbij. (Ik heb nog wél een flinke boete staan, d.w.z. die staat op het pasje van een huisgenoot die het had om cd's te lenen, waar ik voor de gelegenheid gebruik van heb gemaakt.)

Waar zit hem dat nou in? Ik lees minder dan vroeger, dat is zeker. (Wie blogt leest niet, d.w.z. niet gedurende de uren dat hij/zij blogt, en dat zijn er in mijn geval nogal wat.) Ik kóóp vaker boeken, ook dat is een reden. Ik leen van andere lezers. Ik leen wel eens iets van mijn werk. Wat de belangrijkste van deze redenen is weet ik niet.

Negen jaar geleden leende ik ook wel eens een boek van mijn werk (ik doe dit werk nu een jaar of tien) of van een medelezer, maar ik ging toch ook graag naar de bibliotheek. Vaag meen ik me te herinneren dat ik het toen op (in?) de bibliotheek leuk vond, dat ik graag tussen de kasten verbleef, dat ik mij er thuis voelde. Tegenwoordig word ik eigenlijk altijd een beetje treurig van zo'n sporadisch zaterdags bibliotheekbezoekje. De leegte, de ambitieuze jongerenzone met die paar gamende jochies, de veelal oude en smoezelige boeken in luxe kasten, de personeelsleden die achter hun balie onduidelijke dingen doen, de paar groepjes scholieren die hun werkstuk maken, ik vind er eigenlijk niks meer aan. Ligt dat nou aan mij of aan de bibliotheek?

Als iedereen die in (of voor) de bibliotheek werkt de vraag van Marina nou eens zou beantwoorden (met een beetje toelichting), en als we die antwoorden dan eens konden verzamelen en analyseren, zouden we daar dan wat aan kunnen hebben? Ik denk het wel eigenlijk...


Foto hier gevonden.

dinsdag 20 oktober 2009

Lezersbrief























Op ZBDigitaal was onlangs een brief te lezen die mw. Cora Duin naar NRC Handelsblad had gestuurd. In die brief beklaagt zij zich erover dat het werk van bibliothecaris haar geen 'waardigheid en aardigheid' meer verschaft. Door die brief moest ik er ineens weer aan denken dat ik ooit, lang geleden, ook eens een brief naar diezelfde krant heb gestuurd, óók over de bibliotheek. Er had toen een opiniestuk in de krant gestaan van een Arnhemse bibliothecaris, die ongeveer hetzelfde schreef als mw. Duin nu: dat klanten tegenwoordig aan de bibliothecaris alleen nog maar vragen waar de toiletten zijn, enz. De bibliotheek werd volgens hem alleen nog bezocht vanwege de computers en gewone lezers zag je er niet meer.

Op dit stuk werd toen gereageerd door de heer Huberts, directeur van Bibliotheek Nijmegen, die o.a. schreef dat gewone lezers helemaal niet meer bestaan en dat dat maar goed is ook. Dat schoot mij als gewone lezer toen zodanig in het verkeerde keelgat dat ik voor het eerst (en tot nu toe ook voor het laatst) een ingezonden brief naar de krant stuurde. Mijn brief werd, enigszins ingekort, geplaatst in de NRC van 19-9-2000. Ik heb hem teruggevonden in het digitale archief van de krant. Ik weet nu ook de naam van de Arnhemse bibliothecaris weer: Tom Gitsels.

Dit is mijn brief zoals hij in de krant stond:

Nu in de afgelopen weken enkele bibliothecarissen en bibliotheekmanagers hun mening over de bibliotheek gegeven hebben, wil ik als bibliotheekgebruiker ook iets zeggen. Tom Gitsels, bibliothecaris, betreurt het dat hij in de bibliotheek nooit meer een 'echte' lezer tegenkomt. Willem Huberts, bibliotheekdirecteur, meent zelfs dat die 'echte' lezer niet meer bestaat en dat dat 'maar goed is ook'. (NRC Handelsblad, 2 en 9 sept.)

Volgens mij is in de bibliotheek wel degelijk nog een groep 'echte' lezers te vinden, mensen die niet komen om koffie te drinken of digitale informatie te verzamelen, maar die gewoon 'ouderwets' een mooi, spannend of informatief boek zoeken.

Ik denk niet dat dit voor Tom Gitsels een troost is, want ik vrees dat de lezers hem weinig zullen vragen. De meeste antwoorden zijn nu eenmaal in de computer te vinden.

Ik beschouw mijzelf als zo'n 'echte' lezer. Omdat ik graag lees en niet alles wat ik wil lezen kan kopen, ben ik blij dat er een bibliotheek is. Ik ga er wekelijks heen en zoek dan, al dan niet met behulp van de catalogus, een aantal boeken uit. Soms zoek ik in de computer een recensie op. Af en toe lees ik een tijdschrift. Internet gebruik ik nooit, want dat heb ik thuis. Als ik de aanwezige bibliothecaris een vraag stel is die inderdaad altijd van praktische aard, zoals Tom Gitsels treurig vaststelt. Eerlijk gezegd is de gedachte nooit bij me opgekomen dat ik hem of haar ook zou kunnen benaderen voor een gesprek over boeken. Ik gun iedereen zijn plaats in de bibliotheek: bejaarden die er de krant lezen, daklozen die er koffiedrinken, schakers die er hun partijen spelen, scholieren die er uittreksels printen, informatie-zoekers op internet.

Maar ik hoop van harte dat ook voor 'echte' lezers voldoende aandacht zal blijven.

Er waren meer ingezonden brieven gekomen naar aanleiding van het artikel van Gitsels. Een daarvan, zo zag ik nu, was afkomstig van mw. Cora van Laar uit Amsterdam, die haar brief begon met:

Wat zou ik graag een collega als Tom Gitsels hebben gehad. In de 25 jaar die hij beschrijft, heb ik de ondergang van de bibliotheek op dezelfde manier ervaren.

Ik twijfel er eigenlijk niet aan of mw. Van Laar van toen is mw. Duin van nu. Zij blijkt de woorden 'waardigheid en aardigheid' die mij door hun alliteratie wel bevielen, te hebben ontleend aan Tom Gitsels, die ze destijds in zijn stuk gebruikte.

Gezien in het licht van de recente ontwikkelingen bij Bibliotheek Nijmegen is dit stukje uit de brief van Huberts (van 9-9-2000) ook wel aardig:

Misschien moet Gitsels maar snel de consequentie van zijn opvattingen inzien en de openbare bibliotheek verlaten. Voor mensen als Gitsels is in de openbare bibliotheek van nu geen plaats meer. De gebruiker van vandaag zal Gitsels - de 'man van gisteren' - niet missen.


Schilderij: Gerard ter Borch (1617-1681)
De briefschrijfster, ca 1655

maandag 19 oktober 2009

Pltj 19























Chaïm Soutine (1893-1943)
Woman Reading, 1937

zondag 18 oktober 2009

Dipje? 4 (slot)


















Laat ik maar 's proberen af te ronden... 'Wat is nu eigenlijk je probleem?' vroeg Astrid. Er kwamen er diverse voorbij en ze hadden allemaal wel wat met elkaar te maken, maar het enige echte probleem voor míj is dat ik niet goed meer weet wat ik met dit blog aanmoet. En dat komt dan weer omdat ik niet genoeg onderwerpen heb om over te schrijven. En dat komt dan weer omdat ik al mijn meningen al eens heb verkondigd. En dat ik geen nieuwe meningen vorm komt omdat ik nooit meer 's in een aardige discussie verzeild raak. En dat komt dan weer omdat er een zekere malaise in de blogwereld lijkt te heersen. En dat komt dan misschien weer omdat je met bloggen meestal niet zoveel bereikt. En dan komt dan misschien weer omdat bloggers overal vandaag komen en niet samen aan iets werken.

Dat waren geloof ik wel zo'n beetje alle zijpaden waarop ik terecht kwam. In elk geval was het stof tot bloggen. Maar nu. Hoe verder? Ik schreef er al eerder over want mijn 'probleem' is niet van vandaag of gisteren: als je, zoals ik, werk hebt waarover eigenlijk niets te vertellen is, voor het lezen van een boek vaak weken nodig hebt, en niet de kunst verstaat van het schrijven over dagelijkse voorvallen, wat blijft er dan nog over? Meningen. En als je dan al je meningen al eens opgeschreven hebt? Dan kun je ze misschien nog een keer opschrijven, maar dan is het toch wel afgelopen. Dan heb je zo af en toe een aansporing nodig van iemand anders, maar die denkt inmiddels misschien ook: waarom zou ik me op mijn blog gaan opwinden als het toch allemaal niks uithaalt?

Dus zo zit het.

Tenaanval schreef in een reactie op mijn eerste Dipje?-post:

Zelfs het lezen over boeken die ik nooit zal lezen maar die jij wel gelezen hebt is leuk. Dan heb ik toch het gevoel dat ik het zelf ook een beetje heb gelezen.

Dat vond ik motiverend. Ik lees ook graag over leeservaringen van anderen en door er zelf ook zo nu en dan een op te schrijven weten we samen toch weer wat meer over boeken. En een bibliothecaris hoort iets over literatuur te weten. Vind ik. (Sterker nog: ik vind dat in elk geval een déél van de bibliothecarissen véél over literatuur zou moeten weten. Maar dat zet ik maar even tussen haakjes om redenen die ik gisteren al noemde.)

Conclusie: ik wil graag blijven schrijven over boeken die ik lees. Om een blog te laten bestaan is dat (in mijn geval) niet genoeg. Dus het is even afwachten of zich voldoende andere stof aandient. Zo niet, dan wordt dit blog opgeheven en stuur ik mijn leesverslagen voortaan per e-mail aan Tenaanval (indien gewenst).

Zo. Hè hè. Waarvan akte. En over tot de orde van de dag. Had dat nou niet korter gekund? (Vast wel.)

O ja, AvA, die whisky was een simpele Grant's.


Foto: Flickr, gemaakt door: Keith Marhall.

zaterdag 17 oktober 2009

Dipje? 3-extraatje























Zojuist, met een glas whisky in de hand door het raam van mijn keukendeur naar een heen en weer bewegende tak van mijn elzenboom starend, viel het mij ineens in: het geheel is niet méér dan de som der delen. Dát is wat voor mijn gevoel aan de 'biblioblogwereld' ontbreekt: de synergie, het 1+1=3, het 'samen sterk'. Of zoals Koot en Bie het zo mooi zeiden: 'samen voor ons eigen'.

Ik schrijf het meteen maar even op, want ik vergeet wel eens wat...


Foto: Flickr, gemaakt door: herfordcat.

Dipje? 3


















Laat ik eens proberen een eind te maken aan mijn gezeur over een 'dipje'. En dan als beloning nog zo'n lief poesje uitzoeken bij Flickr. Als je dit leest staat dat poesje er, maar nu ik dit schrijf staan er nog maar twee regels...

Dit schreef Astrid me in een reactie:

Oké, wij zullen elkaar waarschijnlijk niet 'in functie' ontmoeten. Wie weet ooit wel als 'bloggers'. Waarom dat wat we delen voor jou 'vrijblijvend' is, snap ik niet goed. Net zo min als ik snap wat daar 'mis' mee is.

Heel wat aanhalingstekens dus. Dit zijn namelijk woorden (en ook wel deze hele gedachte van je in het algemeen) die vaker in je blog terugkomen en telkens reageer ik vanuit het gevoel 'wat is nu eigenlijk je probleem'.


En daar schrok ik wel een beetje van. Ik geloof eigenlijk niet dat ik zo vaak de woorden 'mis' en 'vrijblijvend' gebruik, maar dat het zo lijkt komt op hetzelfde neer natuurlijk. Een beetje uitleg kan misschien helpen. De term 'vrijblijvend' ontleende ik aan Edwin, die zijn reactie waaruit ik citeerde begon met 'Omdat bloggen per definitie een vrijblijvend karakter heeft (...).'

En zo is het volgens mij ook: iedereen blogt er vrolijk (of niet zo vrolijk) op los, over wat hem/haar invalt, bezighoudt, overkomt, dwarszit, plezier doet enz. Dat is ook de kracht van bloggen: dat er geen regels zijn en dat iedereen kan doen wat hem/haar het beste bevalt: lange verhalen of alleen maar filmpjes, je ziet maar. Dat was ook wat ik er meteen toen ik bij de 23dingen moest gaan bloggen leuk aan vond: je blog is helemaal van jou en je kunt er mee doen wat je wilt. Wie het wil lezen is welkom, wie er niks aan vindt blijft weg. Een klein beetje anarchie in een al te gereguleerde wereld. Ik noemde het toen voor mezelf een soort balkon op internet: het leuke aan een balkon vind ik dat je tegelijk een beetje binnen en een beetje buiten bent. (Ik hoop maar dat deze metafoor overkomt.) (Het heeft wel iets van een terras eigenlijk...)

Met vrijblijvendheid is voor mijn gevoel helemaal niks 'mis'. Integendeel, als bloggen een verplicht karakter zou hebben zou voor mij de lol er snel af zijn. Maar vrijblijvend en verplicht zijn uitersten. Ergens daartussenin zou je misschien 'betrokken' kunnen plaatsen. En dat was waar ik het bloggenderwijs graag over wilde hebben: over mijn betrokkenheid bij de bibliotheek en bij andere bloggende of op blogs reagerende 'bibliotheekmensen' (en dit ruim opgevat). Het heeft mij nooit aangetrokken om over privé-zaken te gaan bloggen (al sluipen ze er natuurlijk af en toe in), maar ik wilde graag een beetje digitaal meepraten over bibliotheekzaken, en al meepratend mijn kennis vergroten en mijn meningen bijstellen en ontwikkelen en soms verdedigen.

En wat nu eigenlijk, om de vraag van Astrid te beantwoorden, 'mijn probleem' is, is dat ik de laatste tijd weinig blogposts las die me inspireerden tot het vormen van een mening of tot het stellen van de mijne tegenover een andere. En toen vroeg ik me op mijn blog af 'Ligt het nou aan mij of ís het momenteel een beetje saai in de blogwereld?' En daarop kwamen reacties en ging e.e.a. aan het rollen en een eigen leven leiden en kwam er meer los dan ik verwacht had, zowel in de reacties, als dóór die reacties weer bij mezelf. En probeer dat dan maar 's 'op een rijtje' te krijgen. Daar ben ik nu dus mee bezig en ik merk nu al dat het vandaag wéér niet gaat lukken.

Wat Edwin schreef over 'samen streven naar iets moois' gaf vorm aan een vaag gevoel dat ik al langer had. Inderdaad: dat zou mooi zijn, als een aantal bloggers samen naar iets moois streefde. Dat moois kan vanalles zijn, maar voor bloggers uit de bibliotheekwereld ligt het toch het meest voor de hand dat je gezamenlijk zou streven naar een (in elk geval iets) mooiere bibliotheek. Of, misschien naar enkele goed doordachte meningen over die bibliotheek. Meningen waar over gediscussieerd wordt en die al bloggend en reagerend verbeterd worden. En die dan misschien door iemand met invloed in de bibliotheekwereld worden 'opgepikt' of 'meegenomen' en die dan de blogwereld zouden kunnen onstijgen en de 'echte' bibliotheekwereld zouden kunnen beïnvloeden. (Kan iemand het nog volgen?)

Maar daar kwam niet veel van, in elk geval niet voor zover ik er iets van merkte. En toen ging ik me afvragen hoe dat kwam en realiseerde me om te beginnen dat ik een van de weinige ('biblio')bloggers 'van de werkvloer' ben en dat het daarom in die blogwereld vaak gaat over dingen waar ik geen verstand van heb en/of waar ik me niet zo bij betrokken voel. Dan is het heus wel interessant om te lezen wat anderen doen, maar van 'delen' is voor mijn gevoel geen sprake. Datzelfde geldt voor waar ik me wél bij betrokken voel, nl. lezen. Voor mij is de bibliotheek een instituut waar lezen en literatuur een belangrijke plaats horen in te nemen, maar wat ik op andere blogs lees gaat vaak over wat ik maar even 'informatie' noem. Ik besef heus wel dat het daar in de bibliotheek óók over hoort te gaan, maar stiekem denk ik wel eens: hou d'r toch over op, Google heeft allang gewonnen, ga iets ánders doen met die bibliotheek. En dat durf ik dan weer niet voluit te zeggen want dan zit je al gauw in de hoek van de babyboomers die nodig 's plaats moeten maken en gaan ze je ervan verdenken dat je onder het pseudoniem Cora Duin ingezonden brieven naar de NRC stuurt.

'Nou, zo kan die wel weer,' zeggen we dan in R'dam. Ik merk dat ik nog niet veel verder ben gekomen, maar ik ga nu toch een mooi poezenplaatje zoeken en een volgende keer maar weer 's verder.

Voor de duidelijkheid: ik ervaar het bovenstaande níet als een probleem, maar slechts als iets waarvan ik me afvraag 'hoe er mee om te gaan'.

Wordt vermoedelijk vervolgd. (U kunt nú afhaken!)


Foto: Flickr, gemaakt door: Still Burning

vrijdag 16 oktober 2009

Boek&bieb 21























Emma Bovary, vrouw van dorpsdokter Charles en hoofdpersoon in Madame Bovary van Gustave Flaubert, is niet gelukkig en droomt van een boeiender bestaan. Zij valt dikwijls flauw en krijgt zelfs een bloedspuwing. Haar man roept zijn moeder te hulp. Die vindt dat haar schoondochter verplichte bezigheden zou moeten hebben, dan zou ze zo van die duizelingen verlost zijn.

'Maar ze is toch altijd bezig,' zei Charles.
'Zo! Is ze bezig! Waarmee dan wel? Met het lezen van romannetjes, slechte boeken, werken die het geloof ondermijnen en waarin priesters worden bespot met uitspraken van Voltaire! Maar van al die dingen is het einde zoek, arme jongen, en met iemand die geen geloof heeft, loopt het altijd slecht af.'
Dus werd besloten dat ze Emma zouden beletten romans te lezen. Dit was gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar de goede vrouw nam de taak op zich: zij zou als zij door Rouen kwam persoonlijk naar de leesbibliotheek gaan met de boodschap dat Emma haar abonnement opzei. Zouden ze tenslotte niet de politie in de arm kunnen nemen als de boekhandelaar desondanks in zijn verderfelijke praktijken bleef volharden?

donderdag 15 oktober 2009

Dipje? 2-extraatje























Voor de dochter van Festina en ander poezenliefhebbers.
(Een soort Droste-effect eigenlijk...)


Foto: Flickr, gemaakt door: alicakes*.

woensdag 14 oktober 2009

Dipje? 2


















Toen ik een stukje schreef over mijn idee dat het saaier wordt in de 'blogwereld' kreeg ik daar een onverwacht groot aantal reacties op, waardoor ik in elk geval zelf weer wat werd aangemoedigd. Door een van deze reacties besefte ik ineens ook beter wat het achterliggende 'probleem' is. Die reactie kwam van Edwin en dit is het gedeelte eruit dat me de ogen opende:

Dat heeft vooral te maken met het feit dat het soms voelt of niet alleen de blogosfeer krimpt maar ook het gevoel van het 'samen streven naar iets moois'. Dat was natuurlijk altijd vrij abstract (ook weer door die vrijblijvendheid) maar toch; nu roepen de ontwikkelingen de vragen op 'wat het dan allemaal eigenlijk voorstelt of voorstelde','hoe dodelijk herhaling is' en 'of het een reden is om de bakens te verzetten'.

Ik ben in ieder geval blij met alle mensen die er energie in blijven steken en denk tegelijkertijd dat de ontwikkelingen ook een kans zijn om door te pakken.


Dat was het: samen streven naar iets moois. Dat was wat ik altijd vaag in m'n achterhoofd had: dat er misschien iets zou kunnen ontstaan uit al dat geblog van al die bibliotheekmensen, iets nieuws, iets beters, iets vrolijkers, iets waar de bibliotheek een beetje mooier en levendiger en geliefder van zou worden, wat literairder ook graag wat mij betreft.

Niet dat ik het daarom deed, ik blogde eerst omdat het moest vanwege de 23dingen en daarna omdat ik het niet goed meer kon laten. Maar dat gevoel van 'samen streven naar iets moois', dat was er toch al die tijd wel een beetje (al kreeg het pas onlangs zijn naam). Ik hoopte door zelf te bloggen en blogs van anderen te lezen meer te leren over de bibliotheek en wat daar gaande is en over de meningen die andere bibliotheekmensen hebben en over wat ik er zelf nou eigenlijk van vond. Dat is ook inderdaad wel een beetje gebeurd en het bloggen heeft beslist mijn blik verruimd.

Maar vervolgens. Toen keek ik met die verruimde blik eens om mij heen en zag nog steeds de hele dag kasten vol boeken waar ik collecties uit moest maken. Begrijp me goed, ik heb dat altijd plezierig en nuttig werk gevonden en dat vind ik het nog steeds, maar met 'samen streven naar iets moois' heeft het weinig te maken. D.w.z.: mijn collega en ik streven er samen naar van elke collectie iets moois te maken, voor zover de ons daartoe beschikbaar gestelde middelen ons daartoe in staat stellen. Dat lukt, vinden wij zelf, heel aardig. En dat geeft voldoening. (Niet altijd, maar vaak genoeg toch wel.)

Ik ben nog geen enkele andere blogger tegengekomen die zich met hetzelfde bezighoudt. Er zijn waarschijnlijk maar weinig mensen die dit werk doen, dus de kans erop is ook niet groot. Maar ook andere 'gewone' bibliotheekmensen, mensen 'van de werkvloer' zogezegd, bloggen zelden, of alleen maar zolang ze met de 23dingen bezig zijn. De blogschrijvers die ik wél ken zijn vrnl. mensen die plannen maken, mensen van het beleid, van de overleggen, van de congressen en conferenties en studiedagen, van de overkoepeling, van de 'back-office', mensen met een 'netwerk'. Leuk en interessant om te lezen waar zij zich mee bezighouden, maar voor mij toch vooral een andere wereld.

Dit klinkt misschien een beetje alsof ik bij die wereld van de plannen en het beleid en de netwerken zou willen horen. Maar zo is het niet. Zo is het zelfs helemaal niet. Niet dat ik niet 's wat invloed ergens op zou willen uitoefenen, maar dat alleen voor zover het m'n eigen werk betreft. Via de blogwereld 'samen streven naar iets moois' zit er, door dit verschil in dagelijkse bezigheden en verantwoordelijkheden, voor mij niet in, zoveel is me nu wel duidelijk. En die duidelijkheid is goed.

Vreemd genoeg blijkt Edwin dat 'samen streven' de laatste tijd ook minder te ervaren. En dat kan in zijn geval toch niet komen doordat er te weinig bloggers zijn die in hun werk met min of meer hetzelfde bezig zijn als hij. Ik vraag me daarom af of bloggen, ook voor bloggers in vergelijkbare posities, eigenlijk wel zo'n goed middel is om samen naar iets te streven. Antwoord op die vraag kan ik niet geven omdat ik er geen ervaring mee heb. Voor míj is het in elk geval zo'n middel niet.

Dit stukje gaat te veel kanten op merk ik. Ik dacht aanvankelijk: ik begin maar te schrijven en dan merk ik wel of ik er uitkom. Ik kom er dus nog níet uit, maar ik 'post' het zo toch maar alvast. (Je weet maar nooit of iemand anders misschien ineens met iets verhelderends komt...)

Wordt (vermoedelijk) vervolgd.


Foto: Flickr, gemaakt door: dougwoods.

Taaltje


















Een paar weken geleden realiseerde ik me ineens dat ik wel érg vaak 'ik zou me kunnen voorstellen dat...' of 'ik kan me voorstellen dat...' zei. Al snel merkte ik dat ik niet de enige was. Blijkbaar is het na 'zeg maar' en 'toch?' een nieuwe variant van taalvaagheid. Normaal gesproken merk ik zoiets eerst bij anderen op, om daarna te ontdekken dat ik het ofwel zelf ook doe, ofwel er gelukkig nog niet aan begonnen ben. Maar nu dit. Even dacht ik: de trend zal toch niet door mijn toedoen ontstaan zijn... O, als dat toch eens waar kon wezen... Maar ja, hoe valt het na te gaan? In elk geval: ik probeer mijn neiging 'ik zou me kunnen voorstellen...' te zeggen weer te onderdrukken. Wat nog niet meevalt.

Wat betreft 'zeg maar', dat is alweer een heel eind uitgestorven, maar pas nog zat ik bij drie Leidse meisjes in de trein, zo te horen juristes (of in wording) en die kregen het voor elkaar om in elke zin gemiddeld een keer 'zeg maar' op te nemen, dit gecombineerd met 'echt'. ('Dat vind ik zeg maar echt bizár.')

Boomerang card hier gevonden.

maandag 12 oktober 2009

Pltj 18
















John Singer Sargent (1856-1925)
Man Reading (2), ca.1910

Weer naar GDMW 4













Op GDMW kwam ook Tommy Wieringa. Vorig jaar was ik nogal van hem onder de indruk, dus ik keek er naar uit. Hij zou deze keer samen optreden met Jaap Scholten, schrijver van o.a. Morgenster, een boek dat ik (jaren geleden) met plezier gelezen heb. Ik had begrepen dat de twee schrijvers elkaar zouden interviewen, maar dat gebeurde niet. (Ze hebben dat wel gedaan in het Passionate Magazine, mede-organisator van het GDMW. Misschien had ik daar iets over gelezen.) Wieringa had enige tijd doorgebracht bij Scholten, die in Hongarije woont. Het plan was om allebei een verhaal te schrijven, maar dat was mislukt, vertelde Wieringa.

Ze lazen elk wat verhalen voor en de 'meerwaarde' van het gezamenlijke optreden ontging me. De belangrijkste band leek dat Scholten een paar schoenen van Wieringa aanhad, waar we op gewezen werden.

Ik kreeg de indruk dat Wieringa het niet erg naar zijn zin had. Toen hij het toneel opkwam zei hij iets over een chaotische dag en aan de mensen die vooraan blijkbaar onderuit lagen op zitzakken o.i.d. (ik zat achterin en kon het niet zien) vroeg hij of ze in slaap gevallen waren. Toen er gelachen werd zei hij: 'Lachen vind ik een tamelijk aapachtig vertrekken van het gelaat en daar stel ik geen prijs op.' Dat verbaasde me, want vorig jaar werd er ook veel gelachen tijdens zijn optreden en toen was hij daar, zoals later uit zijn column in De Pers bleek, juist nogal tevreden over. ('Ik stook het vuur langzaam op, het wordt aangeblazen door applaus en gejoel - dit is wat voorlezen moet zijn, het ontketenen van een opstand.')

Van zijn verhalen van vorig jaar herinner ik me nu nog stukken, van die van dit jaar niets. Van een zaal die in zijn ban was, was deze keer geen sprake. Hij moest wat abrupt stoppen vanwege een volgend programma-onderdeel en ik kreeg de indruk dat hij enigszins verontwaardigd het podium verliet. Ik ben toen ook maar naar huis gegaan, aanzienlijk minder vrolijk dan vorig jaar.

Benieuwd of hij er morgen in De Pers nog op terug komt.

Over Jaap Scholten kan ik niet veel zeggen. Hij las niet bijzonder goed voor en boeide me niet. Dat zegt verder niets over zijn kwaliteiten als schrijver. Misschien zou zo'n festival er gewoon niet moeten zijn. Schrijvers moet je lezen, niet beluisteren. Maar zoals het vorig jaar met Wieringa was, dat was toch wel bijzonder. Ik weet het dus niet.

Foto Tommy Wieringa: Klaas Jan van der Weij, hier gevonden.
Foto Jaap Scholten hier gevonden.

zondag 11 oktober 2009

Wat ik las 29

Gisteravond las ik de laatste pagina's van Geheim Dagboek 1998-2000 van Hans Warren, deel 21 van de reeks. Deel 22, het laatste deel, was al eerder, niet lang na Warrens dood (in december 2001, hij werd 80 jaar, het boek verscheen in 2002) uitgebracht. Op een enkel gedeelte na heb ik nu al zijn Dagboeken gelezen. Ik begon er jaren (15? 20?) geleden aan met het idee: laat ik het maar 's proberen, maar ik zal het vast niks vinden. Maar dat pakte anders uit: ik was al snel verslaafd en bleef naar de bibliotheek gaan om nieuwe delen te halen. Ik was onaangenaam verrast toen een bepaald deel (ik geloof 14) maar steeds niet op de plank stond. Later ontdekte ik het bij de afdeling 'Nederlands', terwijl ik de rest gewoon bij de romans had gevonden.

En nu is het dus voorbij. Nooit meer een nieuw Geheim Dagboek.

Laat dan ieder weten hoe heerlijk ik het leven heb gevonden. Ik heb geleefd en daarvan getuigd, in extase en in verveling.

Dit schrijft Warren op 29-2-2000. ('Dit zal wel de laatste schrikkeldag zijn die ik beleef.') En dat is precies waar het in de Dagboeken om gaat: leven en daarvan getuigen. Het als lezer kunnen mééleven vond ik een bijzondere ervaring. Het was bepaald geen doorsnee-leven (zo die al bestaan): Warren is getrouwd geweest, heeft drie kinderen gekregen, is gescheiden, had ingewikkelde relaties met jonge mannen, is het contact met zijn kinderen zo goed als kwijtgeraakt, ontmoette op zijn 57e zijn laatste liefde: een jonge bewonderaar van 17 met wie hij tot zijn dood samenbleef.

Dit deel wordt net als deel 22 bepaald door de onmacht van Warren en zijn vriend Mario (Molegraaf) om in harmonie samen te leven. Warren neemt zich vele malen voor om verdaagzamer en geduldiger te zijn, maar het gaat voortdurend mis, zelfs als hij verdraagzaam en geduldig ís. Het is vaak erg treurig om te lezen en je zou als lezer graag ingrijpen omdat je het denkt te begrijpen: Mario kan niet verwerken dat Hans oud en ziek is en wordt kwaad uit onmacht, beweert de ene keer dat het allemaal aanstellerij is en schreeuwt bij een andere gelegenheid dat Hans naar een verzorgingshuis moet.

Veelvuldig worden er reizen (per auto) gemaakt naar musea en verkoopexposities, waar Mario op aandringt en waar Hans zich keer op keer van te voren in zijn dagboek zorgen over maakt. De tochten gaan naar Amsterdam, Rotterdam en Zuid-Limburg maar ook naar Brussel, Parijs of Bonn en vele andere plaatsen, vaak een combinatie van verschillende doelen en altijd alles op een dag heen en terug en meestal ook nog gecombineerd met een (prijzig) diner hier of daar. Op andere dagen kookt Hans altijd, vaak bijzondere maaltijden waarvoor de ingrediënten worden aangeschaft bij een horeca-groothandel of op de R'damse 'culinaire boulevard'.

Samen verzetten ze veel werk, dat volgens Hans meer en meer op Mario neerkomt: het redigeren van het Dagboek, samenstellen van gedichtenbundels, de Poëziekalender, vertalingen (o.a. van Plato), recensies van boeken en tentoonstellingen voor de krant (PZC). Hans heeft allerlei kwalen, valt regelmatig, kan soms niet uit zijn stoel komen. Mario reageert vaak vol onbegrip maar helpt toch weer met de artikelen. Hans is beurtelings wanhopig en innig dankbaar. Veel tijd en geld wordt geïnvesteerd in hun kunstcollectie: het oude en steeds meer vervallende huis in Kloetinge (bij Goes) komt voller en voller te staan met Oosterse, Afrikaanse en andere kunstvoorwerpen. Ondertussen is er een jacht gaande op de muizen, moet het gras gemaaid waar M. altijd van over z'n toeren raakt, en raken de etenswaren in de koelkast over de datum waar M. altijd woedend van wordt. Enz. Een verhevigde vorm van hoe mensen elkaar het leven zuur kunnen maken terwijl ze elkaar toch heel erg nodig hebben, hoe ze elkaar de ene keer haten en de andere liefhebben, hoe ze voor elkaar gekozen hebben maar inmiddels ook tot elkaar veroordeeld zijn. Soms níet, maar vaker wél herkenbaar.

Hoewel je weet dat het Dagboek geredigeerd is en er veel is uitgelaten, is het toch heel geloofwaardig en 'echt' gebleven. En het overstijgt, vind ik, het strikt particuliere, waardoor het een boeiende leeservaring is. D.w.z. voor mij inmiddels: was.

zaterdag 10 oktober 2009

Weer naar GDMW 3


















Op GDMW was ook cabaret te zien. De vrijdagavond begon met Campert, Mulder & Chabot, drie heren die mij individueel nooit erg hebben weten te boeien, maar als groepje kon ik ze wel waarderen. Ze brachten wat onderdelen van hun theaterprogramma Tot zoens. Mulder liet muziek uit zijn jeugd horen waaruit moest blijken wat voor vreselijke invloed die jeugd op hem had gehad, o.a. 'Waarom zijn de mensen zo moe' van Jules de Corte. Eveneens uit míjn jeugd, jaren niet meer gehoord en inderdaad nogal vreselijk als je het terughoort. (Vroeger vond ik het leuk moet ik bekennen.) Chabot voerde een act op over het maken van een chocolade-afgietsel van zijn penis. Even googelen leerde mij dat het een verhaal is uit zijn bundel Schiphol blues, zie b.v. hier. Maar met voorlezen had het weinig te maken, dit was optreden en er viel erg om te lachen.

Daarna kwam Campert, die een aantal verhalen voorlas. Ik heb nooit zo van zijn verhalen gehouden en ook nu boeiden ze me niet bijzonder, maar het was een genoegen iemand van zijn leeftijd (80) en breekbaar ogend, zo levendig te horen voorlezen. De zaal, waarin vrijwel iedereen veel tot zeer veel jonger was, reageerde enthousiast. Dat was leuk om mee te maken. Al hield ik dan zelf nooit zo van Campert, het is toch een van de literaire helden van 'onze' jeugd, de man van Tjeempie! of Liesje in Luiletterland en Het leven is vurrukkulluk (die ik overigens geen van beide gelezen heb...).

Foto: Anton Corbijn
Optredens hier te vinden.

vrijdag 9 oktober 2009

Pltj 17






















Mary Cassatt (1844-1926)
Young Girl Reading, 1894

Pltj 16





















George Cochran Lambdin (1830-1896)
American Girl Reading, 1872

Pltj 15























Isadore Weiner (1910-1961?)
Girl Reading, 1938

donderdag 8 oktober 2009

Pltj 14






















Alexander Deineka (1899-1969)
Young Woman, 1934

woensdag 7 oktober 2009

Weer naar GDMW 2



















Dag Festina,

Bovenstaande foto staat daar vrees ik illegaal, maar ik doe het voor jou. Ik wilde je nl. graag laten zien hoe Ramsey Nasr er afgelopen zaterdag uitzag en dat was, afgezien van zijn kleren, die ik me niet meer herinner (dus het kunnen ook deze geweest zijn), zoals op deze foto. Bril of geen bril maakt in dit geval nogal een verschil en zaterdag had hij hem op.

Ik hoorde voor het eerst van RN toen hij meedeed aan de wedstrijd voor 'Dichter des Vaderlands' en die ook won. Omdat NRC Handelsblad de gedichten die hij in deze functie schreef publiceerde leerde ik die ook kennen. Die gedichten bevielen me wel en waren een verademing na die van de vorige Vaderlandsdichter. Ik kreeg de indruk dat jij RN bewonderde, maar zo ver was het met mij nog niet. Maar door het gedicht 'mi have een droom' en de manier waarop hij dat voordroeg, begon ik hem ook stilletjesaan een beetje te bewonderen. Ik keek dan ook met enig verlangen uit naar zijn optreden op het GDMW. En ik werd niet teleurgesteld. Hij is aardig en hij kan mooi voordragen. Naar aanleiding van een van zijn gedichten was een animatiefilmpje gemaakt en dat kregen wij te zien. RN zag het zelf ook voor het eerst in de definitieve vorm en hij leek oprecht aangedaan en blij en bedankte de makers. (Als hij er niks van meende is hij in elk geval een goed acteur en dat is ook wat waard.)

Hij droeg een aantal gedichten voor, die ik niet allemaal meer weet (achteraf gezien had ik de titels misschien even moeten noteren). Daarbij waren in elk geval het gedicht dat hij instuurde als sollicitatie naar de functie van Dichter des Vaderlands, 'ik wou dat ik twee burgers was (dan kon ik samenleven)', en ook 'in het land der koningen' en 'mi have een droom' (dat laatste hoopte ik natuurlijk al). Van zijn 'gewone' gedichten heb ik alleen 'de zuivere minnaar' teruggevonden. (Alle DdV-gedichten en enkele andere zijn te vinden op de site van RN, maar dat wist je ongetwijfeld al.)

Ik vond altijd dat je gedichten in de eerste plaats hoort te lezen. Ze een keer horen voorlezen kan wel 's aardig zijn, maar dat is toch bijzaak. Het gedicht leeft tussen het papier en jou, zoiets. En dat vind ik nog steeds, maar ik ben er door RN toch wat minder zeker van geworden. Zijn gedichten krijgen beslist iets extra's als hij ze voordraagt, omdat hij dat zo mooi doet. Voor de betekenis maakt het gelukkig niks uit: zijn gedichten zijn bij een eerste kennismaking aangenaam onbegrijpelijk en dat wordt er niet minder op als je ze hoort.

Wat in het geval van de gedichten van RN naar mijn idee daarom de beste benadering zou zijn is deze: ze eerst thuis een paar keer lezen en er dan pas naar gaan luisteren. In de praktijk lukt dat natuurlijk niet altijd, dus ik doe het nu maar andersom.

Had je al ontdekt dat 'ik wou dat ik twee burgers was (dan kon ik samenleven)' op YouTube staat? Vast wel, maar zo niet, klik dan hier.

Ben je nu een beetje jaloers?

Hartelijke groet, schrvrdzs


p.s. In het blad uitAGENDA waarin de programma's van de R'damse theaters e.d. staan, las ik een interview met RN (met romantische foto's erbij, zónder bril). Meest opvallende uitspraak daarin vond ik 'Het is het enige dat het leven zin geeft: het verschijnsel van de seksuele voortplanting.' De interviewer vond het blijkbaar ook opvallend, want hij gaf zijn stuk als titel 'Ramsey Nasser... ...wil zich voortplanten' (het tweede deel zag je na omslaan).

Foto: Jos Uljee, hier gevonden.

dinsdag 6 oktober 2009

De parabel van de broek



















Eerlijk gezegd maak ik me de laatste tijd niet meer zo druk over de bibliotheek en wat daaraan verbeterd zou kunnen worden. Laat mij maar lekker collecties maken en voor de rest zal het mijn tijd wel duren. Of niet, ook goed. Ik lees weer gewoon romans in plaats van 'informatie' en wie de bibliotheek wil redden doet z'n best maar. Of ik me erover opwind of niet, het maakt toch allemaal niks uit en stel dát ik 's een echt goed ideetje heb (en stiekem vind ik dat ik er best een paar gehad heb), dan zal de reikwijdte daarvan toch nooit de grenzen van dit blog overschrijden.

Maar nu heb ik me toch weer even ouderwets opgewonden. Het is ook alweer voorbij, maar ik kan het nog wel navertellen. Het kwam door een filmpje dat ik op het blog van Astrid zag. Het is een instructiefilmpje over hoe je Nederland Leest in je bibliotheek tot een succes kunt maken. Wie het nog niet gezien heeft moet eerst maar even kijken.

Nu voel ik me door Nederland Leest enigszins gefrustreerd omdat de actie om Oeroeg ook in grote letter uit te brengen niets heeft uitgehaald, dus daardoor keek ik misschien niet helemaal objectief, maar ik geloof toch eigenlijk niet dat het er veel mee te maken heeft. Dit ís gewoon een treurig filmpje en nergens goed voor. Een 'A4-tje' (of mailtje) met instructies en tips zou dezelfde informatie kunnen overbrengen en waarschijnlijk zelfs beter en in elk geval met minder moeite.

Wat het nog een beetje erger maakte was dat Edwin in een reactie schreef:

Niet echt spannend inderdaad...maar goed, er is in ieder geval ook een filmpje gemaakt. Dat was een paar jaar geleden ook nog niet echt aan de orde...

Waarom zou een slecht filmpje een vooruitgang zijn vergeleken met een goed stuk tekst? Als in dat filmpje nou nog voorbeelden te zien waren van wat je voor leuks kan doen, maar zelfs dat is niet het geval. En bleef het nou nog maar 'onder ons', maar het staat op YouTube dus iedereen kan het zien. (Al zullen gelukkig wel niet al te veel mensen er zomaar op terechtkomen.) Niet bepaald reclame voor de bibliotheek of voor Nederland Leest.

Ik dacht: zou het symptomatisch zijn voor de bibliotheek, dat we al blij zijn als iets via een 'nieuw medium' gebracht wordt? Vinden we het dan meteen al beter dan hoe het vroeger was? Blijven we in onze drang om 'mee te komen' wel kritisch? Is het niet 'als je het doet moet je het goed doen', maar 'het is al mooi als je het doet'?

Onderweg naar de trein vertelde ik over het filmpje aan een collega. Die zei: 'Het is net of je een spijkerbroek koopt van een duur merk, maar wel twee maten te groot. Je denkt dat je er helemaal bijhoort omdat je een dure broek aan hebt maar je hebt niet door dat je er in een goedkope, goedzittende broek veel beter zou uitzien.' Dat vond ik wel een aardige vergelijking. (Het moge duidelijk zijn dat hij in de optiek van een skater anders zou worden: twee maten te groot blijft belachelijk, maar 'passend' wordt dan een andere zaak.)

Foto hier gevonden.