WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

dinsdag 24 juli 2012

Basterdsuiker



















Valerius' Gedenck-clanck, er zijn heel wat jaren voorbijgegaan waarin ik daar niet aan gedacht heb. Maar gisteren gebeurde het. Ik vertelde een van mijn dochters dat het jongetje dat ik heb voorgelezen Vliegensvlugge vlieg zo leuk vond en dat ik dacht dat dat misschien wel kwam omdat er vaak 'dikke kont' in staat. De vlieg in dat prentenboek landt namelijk steeds op het achterwerk van een groot dier. Dan staat er iets als 'hij vliegt wat in het rond en ziet een dikke grijze kont'. Dat vinden jongetjes van zes wel leuk geloof ik.

En toen moest ik ineens aan de lagere school denken, de School met de Bijbel in A, waar ik in de zesde klas zat, bij meester van den H. Wie op een School met de Bijbel zit mag natuurlijk niet vloeken. En dat deden we ook niet, want we wilden de Here Jezus geen verdriet doen en we wilden ook niet naar de hel. Maar op vrijdagmiddag vloekten we soms toch een beetje. Want dan hadden we zingen en dan mochten we van de meester wel eens zelf een lied kiezen. En dan kozen we altijd unaniem en zonder vooroverleg voor Merck toch hoe sterck. Ik geloof niet dat we het er ooit over gehad hebben, maar we wisten toch allemaal waaróm we dat deden: vanwege de regel 'Wonder gedonder nu onder was nu boven'. En zo hard als we dat 'wonder gedonder' dan zongen, dat was meer een soort brullen. Als op een warme dag de ramen van de klas openstonden moet ons gedonder tot ver in de Nieuwstraat, waar de School met de Bijbel als ik het mij goed herinner stond, te horen zijn geweest.

(Voor wie de titel 'Basterdsuiker' niet begrijpt: vroeger werd wel de term bastaardvloek gebruikt, daarmee werden de 'afgezwakte' vloeken bedoeld, zoals verdikkeme en verdorie. Dit soort vloeken vonden sommige gelovigen nog wel acceptabel. De term bastaardvloek werd vervolgens soms zelf dan weer verbasterd tot basterdsuikervloek. )

Plaatje hier gevonden.

donderdag 19 juli 2012

Taalaroma



















Ik had ook nog een andere oma dan die van de puzeltjes. Die andere oma vond ik een beetje deftig. Deftig heeft hier niets met luxe of comfort of elegante kleren te maken, want dit alles ontbrak volkomen. Het deftige zat hem, voor mij als kind, in haar taal. Mijn oma zei 'meggi' (met Engelse g) als ze maggi bedoelde, ze zei 'Zjaamèn' voor CJamin (door gewone mensen sjamin genoemd) en C&A noemde ze 'Brenninkmeijer'. Andere voorbeelden weet ik niet, maar het lijkt mij voldoende bewijs: mijn oma was deftig. Bovendien droeg ze, in tegenstelling tot mijn niet-deftige oma, geen schort. Zij had een werkjurk, die ze verruilde voor een andere (nieuwere) jurk als het huishouden gedaan was.

maandag 16 juli 2012

Wat ik las 55

Over Bonita Avenue schreef ik 'Ik begon te verlangen naar een kort zinnetje zonder beelden, zonder verrassend gekozen bijvoeglijke naamwoorden, gewoon een eenvoudig zinnetje waar niks aan te ontdekken was, een rústig zinnetje.' Deze wens werd pas vervuld in het volgende boek dat ik las.

Morgen zijn we in Pamplona van Jan van Mersbergen is een boek vol rustige zinnen, wat overigens niet wil zeggen dat aan die zinnen niks te ontdekken valt. Het boek beviel me een stuk beter dan dat van Buwalda. Geen taal die me overspoelde, maar niettemin taal die me meesleepte, zoals ik merkte toen ik het boek las in de trein naar Zeeland en niet eens naar buiten keek, wat ik toch meestal af en toe doe.

Van Mersbergen is zuinig met woorden en informatie. Hij laat het voor een deel aan de lezer over te bedenken wat er aan de hand is. Of wat er aan de hand zou kunnen zijn. Het blijft lang allemaal een beetje duister en als je het boek uit hebt weet je nog steeds niet alles. Als je dan het begin voor de tweede keer leest, zoals ik deed, krijg je er wel meer greep op dan de eerste keer, maar er blijven nog steeds dingen over die je maar moet aanvoelen of die je gewoon niet te weten zult komen.

Dat komt omdat je in het boek niet alles in detail krijgt voorgeschoteld. Je leest veel gesprekken en gedachten. Die gesprekken bestaan uit korte zinnen en uit stiltes. Die gedachten zitten in het hoofd van een ander en je moet er al lezend maar een context en een verklaring bij zien te bedenken. De schrijver helpt je daar wel bij, maar niet al te veel. Zoek het maar uit, ontdek het maar voor zover het je lukt, accepteer maar dat je niet alles zult weten, de medemens is nou eenmaal niet eenvoudig te begrijpen, hij snapt zichzelf tenslotte ook lang niet altijd. Niks aan te doen. Zo is het leven.

Bokser Danny staat te liften in de regen en wordt opgepikt door Robert. Robert vertelt dat hij vaker lifters meeneemt en dat ze hem altijd over hun leven vertellen. Hij probeert Danny daar ook toe te verleiden, maar die is karig met zijn mededelingen. Waarom staat hij zonder jas, zonder bagage en zonder geld in de regen te liften? We komen er langzaamaan achter. Hij denkt aan een vrouw, Ragna. Heeft ze hem in de steek gelaten? Er is gevochten, maar met wie?

Robert vertelt dat hij op weg is naar de stierenrennen in Pamplona, voor de 12e keer. Hij heeft een vrouw en twee kinderen en een foto van hen op het dashboard. Hij doet mee aan de stierenrennen omdat zijn hoofd daar leeg van raakt. Danny besluit mee te gaan naar Pamplona. Robert geeft hem een handdoek en een droog t-shirt en betaalt eten voor hem. Er ontstaat een soort verstandhouding. Als Robert blijft doorvragen laat Danny uiteindelijk los dat hij is weggegaan vanwege een vrouw. En dat ze een ander heeft.

Als ze in Pamplona zijn en de stieren aan komen denderen rent Danny niet weg. Iemand gooit hem tegen de grond, dat is zijn redding. Het was Robert die dat deed en die wordt zelf door een stier geraakt een heeft een gebroken been. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht, zijn been gaat in het gips en Danny rijdt hem terug naar huis.

Dit verhaal wordt afgewisseld met terugblikken waarin je langzaam meer te weten komt over wat er tussen Danny en Ragna is voorgevallen. Aan het eind van het boek zijn er nog vragen over. Hield Danny van Ragna? En zij van hem? Hoe zal het verder met hen gaan? Waarom liep Danny niet weg toen de stieren kwamen? Je vraagt je ook af hoe het Robert zal vergaan. Gaat die volgend jaar weer naar Pamplona of zal zijn vrouw hem daarvan weten te weerhouden? En hoe krijgt hij nu zijn hoofd leeg?

De lezer kreeg een kortstondig kijkje in het leven van twee mannen. En leerde wat over de bokswereld en het stierenrennen. En besefte weer eens dat de liefde en het leven vaak niet eenvoudig zijn. Dat is geen nieuws maar soms wordt het verrassend verteld.

Jan van Mersbergen heeft een website waarop hij dagelijks een stukje plaatst, een soort column over zijn leven. Mooie stukjes zijn dat vaak.

zondag 15 juli 2012

Bekentenis























Rutger Kopland is dood. En ik ga iets bekennen: ik hou van hem. Ik bedoel van zijn gedichten. Ik heb ze overigens niet eens allemaal gelezen. Een deel van zijn bundels heb ik in mijn bezit. Het orgeltje van Yesterday kreeg ik voor mijn 24e verjaardag, Al die mooie beloften heb ik zelf gekocht, de rest dank ik aan het afschrijfbeleid van de bibliotheek.

Kopland is een van de weinige dichters van wie ik regels uit mijn hoofd ken en die ik een enkele keer citeer in een gesprek of een mail. Vanmorgen heb ik her en der wat in zijn bundels zitten lezen, sommige gedichten waren me zeer bekend, andere waren (of leken) nieuw voor me. Het meeste van wat ik las beviel me en sprak me meteen aan. En daar heeft mijn 'ik ga iets bekennen' mee te maken. Ik heb het nooit voluit durven toegeven, dat ik van Kopland hield. Want ik had wel eens opgevangen dat Kopland eigenlijk een beetje te simpel is, te begrijpelijk, te sentimenteel misschien ook. Dat het te veel poëzie voor de massa is. En ik schaamde me dus een beetje dat ik het eigenlijk best mooi vond en dat ik het wel fijn vond dat ik het meteen begreep (of dat althans dacht).

Maar nu ben ik die schaamte voorbij. Dat komt omdat iemand, nog niet zo lang geleden, tegen me zei: het gaat er bij poëzie om wat het voor jóu betekent. En zo is het natuurlijk. (Die iemand had trouwens Kopland in de kast staan, samen met schrijvers die ik erg moeilijk vind, zoals Nabokov, dus dat hielp wel.) En ik word steeds ouder en dan kan het je gelukkig ook steeds minder schelen wat 'men' van je denkt.

Het orgeltje van Yesterday verscheen in maart 1968. Ik was toen 15. Er stond een recensie in de NRC, waarin het gedicht Brief uit het beloofde land in zijn geheel was opgenomen. Of ik toen vaker recensies las of dat het toevallig was weet ik niet meer, maar ik weet nog goed dat ik die recensie las en dat het gedicht me hevig trof. Dat het me zo lang is bijgebleven zegt iets over de indruk die het op me maakte en dat ik (veel) later poëzie ben gaan lezen kan wel eens mede aan deze ervaring hebben gelegen, al weet je zoiets natuurlijk nooit.

En die laatste regel, 'het beloofde land is verboden', die heeft misschien wel mijn hele levensgevoel bepaald. Ook dat is niet te zeggen. Maar onmogelijk lijkt het me niet.



BRIEF UIT HET BELOOFDE LAND

Je kunt gaan waarheen je wilt
maar er zit al weer zoveel terugkeer
in iedere stap en plaatsen van oud zeer
liggen in ieder landschap.

Ik moet al bijna weer huilen
als de avond in het dal warm
en volmaakt uit de bomen valt
alsof je voorgoed met de dingen
zou kunnen verdwijnen.

Hoe moet ik dat noemen liefje,
het doet niet zoveel pijn om pijn
te zijn, het maakt je niet blij
genoeg om blij te zijn.

Het beloofde land is verboden.


Rutger Kopland, uit: Het orgeltje van Yesterday, 1968


Foto hier gevonden.

zaterdag 14 juli 2012

1 horizontaal



















Mijn oma hield veel van kruiswoordpuzzels. Ze noemde ze puzeltjes. Ik zie haar nog zitten, achter de tafel, schort voor, bril op de punt van haar neus, pen in de hand en in hoog tempo een puzeltje aan het invullen. Volgens mij alles in hoofdletters, maar daar twijfel ik over. Het begrip 'verslaving' kende ik nog niet zo goed, maar het zou van toepassing zijn geweest. Of, dat klinkt natuurlijk aardiger, 'passie'. Die puzeltjes kwamen uit de krant. Ik geloof dat ook familieleden ze wel voor haar uitknipten. Misschien gaven ze haar ook wel eens een Denksport cadeau. Ik herinner me er niks van, maar voor de hoeveelheid puzzels die ik haar heb zien oplossen kan die ene die elke dag in de krant stond nauwelijks de verklaring zijn.

Wat ik nog wel weet is dit. Vroeger kreeg je op de markt je groente vaak verpakt in een krant mee. Ook vis werd ingepakt in een krant. Als mijn oma sla of kabeljauw had gekocht, keek ze altijd even het verpakkingsmateriaal na op de aanwezigheid van een puzeltje. En als ze geluk had en er een vond, werd hij opgelost, vislucht geen bezwaar. Pas dan kon de krant weg.

Mijn oma kende alle puzzelwoorden. Zelf hou ik helemaal niet van kruiswoordpuzzels (en van andere puzzels ook niet) maar als er een aardige prijs mee te winnen was, wilde ik het vroeger nog wel eens proberen. Er zaten altijd wel woorden in die ik niet wist, die vroeg ik dan wel eens aan mijn oma. Die wist alle woorden. 'Oma is een wandelend puzzelboek,' zeiden wij soms.

Plaatje hier gevonden.

donderdag 12 juli 2012

Voorlezer in de kunst 2

En nog een paar.



































































Van boven naar onder: Patricia Algee / Oszkár Glatz / Veronika Nagy

Voorlezer in de kunst

Vandaag ga ik (voorlopig) voor het laatst voorlezen, daarom een paar schilderijen met voorlezers.




























































Van boven naar onder: Mary Cassatt / Stephen Gjertson /
Albert Anker

woensdag 11 juli 2012

Wat ik las 54

En zo lezen we voort. Weer dik 500 pagina's achter de kiezen. En om nou te zeggen dat het me een genoegen was, nee. Ik zit vrees ik weer eens in zo'n periode van tegenvallende boeken en ik zal er wel nooit achter komen of dat nou aan mijn stemming of aan die boeken ligt.

Bonita Avenue, het debuut van Peter Buwalda, is in veel recensies geprezen. Ik had me er dus wel wat van voorgesteld en me erop verheugd het te lezen. Mijn dochter had het en na een paar vriendinnen was ik aan de beurt om het lenen: ha! En ik moet zeggen: die Buwalda kan schrijven. Sterker nog, die Buwalda kan fantastisch schrijven. Wat een vaart, wat een zinnen, wat een beelden, wat een woordkeus. En dan de kennis die hij heeft over allerlei milieus, de universiteit, de pornofilmindustrie, de judowereld. En hoe hij situaties kan beschrijven, een vechtpartij, de rotzooi in de kamer van een psychotische man, ongelooflijk. 'Verbijsterend vakmanschap' werd het in de NRC genoemd (dat staat althans op de achterflap) en dat is geheel terecht.

Ook als een verhaal je niet zo aanspreekt, en dat was hier voor mij het geval, kun je een boek toch waarderen vanwege de stijl. Maar nu dacht ik, toen ik op viervijfde van het boek was, ineens 'verbaal geweld'. Aan mij was het allemaal niet besteed, ik werd er eigenlijk nogal moe van. Dat denderde maar door, mooie vondsten, knappe zinnen, fraaie beelden. Maar in plaats van opgetogen te worden raakte ik eerder opgejaagd, ik voelde me niet meegesleept maar meegesleurd. Golven taal spoelden over me heen, ik kreeg geen kans om adem te halen. Ik begon te verlangen naar een kort zinnetje zonder beelden, zonder verrassend gekozen bijvoeglijke naamwoorden, gewoon een eenvoudig zinnetje waar niks aan te ontdekken was, een rústig zinnetje.

Het verhaal is al net zo dynamisch als de stijl. Ook dat kan hij, een verhaal bedenken, een ingewikkeld verhaal met allerlei lijnen die elkaar raken. Reken maar dat ik dat knap vond. Ik vertel het niet na, ik word al moe als ik eraan denk... Het is allemaal op internet te vinden. Dit vind ik bijvoorbeeld een mooie bespreking (uit Knack), van iemand die al die dynamiek juist wél kon waarderen.

Voor wie van een flitsend, goed geschreven en ook hier en daar spannend boek houdt, is dit beslist een aanrader. Ik kan me best voorstellen dat je er van kunt genieten. Maar mij deed het jammergenoeg weinig. Al die verwikkelingen, al die drama's, ze lieten me onberoerd. En om onberoerd te blijven, daar lees ik niet voor.

zaterdag 7 juli 2012

Wat ik las 53

't Is nooit goed of het deugt niet. Beweer ik pas nog dat ik graag dagboeken en brievenboeken lees omdat ik nieuwsgierig ben naar 'hoe de mensen leven', en dan lees ik een boek dat op een dagboek lijkt en waar ook brieffragmenten in staan en dat helemaal gaat over hoe mensen leven en kom ik er maar met moeite doorheen.

Het boek is Geen sterveling weet van Gerard Koolschijn en kwam in de familie doordat Maarten 't Hart het erg goed vond en wij daar hier wel gevoelig voor zijn. Maar zoals dat met M'tH's eigen boeken ook wel eens gaat, deze aanrader stelde me teleur. Het boek gaat voor een klein deel over de zeer 'zware' en bevindelijke hoek van het protestantisme. Dat gedeelte beviel en boeide me. Verder gaat het vooral over het leven van Gerard Koolschijn en dat boeide me aanzienlijk minder.

Als kinderen van ouders die volgeling waren van de charismatische dominee Raave, zoals hij in het boek genoemd wordt (in werkelijkheid heette hij Paauwe), hebben Gerard, zijn zusje en zijn twee broers bepaald geen onbezorgde jeugd gehad. Het pak slaag dat je kreeg als je op zaterdagavond na twaalven thuis kwam en daardoor de Dag des Heeren ontheiligde, was nog relatief onschuldig.

Altijd mee moeten naar kerkdiensten waar de nadruk wordt gelegd op je zondigheid en het niet-wedergeboren zijn, altijd met vakantie naar Bennekom omdat dominee Raave daar voorging, na de dood van de dominee thuis altijd mee moeten doen aan huisdiensten waar je naar een op de band opgenomen preek van Raave moet luisteren, ga er maar aanstaan en blijf er maar eens opgewekt en evenwichtig onder. Bijna aan het eind van het boek zegt Gerard tegen zijn vader:

Vanaf ons eerste levensjaar heb jij erin gepompt dat het doel van het leven wanhoop moet zijn. Ik kan niet, ik wil niet, ik weet niet, ik heb niet, ik deug niet.

Dat zijn vader naast zijn religieuze leven er ook nog een ander, werelds, leven op na hield, maakte het allemaal nog verwarrender en moeilijker: hij was advocaat, reed in een mooie auto en had vriendinnen, waarover hij niet al te geheimzinnig deed. De moeder schipperde tussen man en kinderen, koesterde een grote verering voor dominee Raave en werd verliefd op de buurman.

Tot zover boeide het me wel. Toen kwam Astrid. Die woonde in huis bij de buren en Gerard kreeg verkering met haar en al snel denk je dan als lezer: stop ermee! Ze gaan samen op vakantie naar het door Gerard zeer geliefde Griekenland, maar het bevalt Astrid helemaal niet en ze klaagt en zeurt de hele reis. Op volgende reizen gaat het weer zo en eigenlijk hebben ze het nooit leuk samen. Maar toch gaan ze trouwen. Zoals te voorzien was brengt het huwelijk hun niks dan ruzie en narigheid. Die ruzies zijn wel mooi weergegeven, maar, in tegenstelling tot de ruzies tussen Maarten en Nicolien in Het Bureau, interesseerden ze me niet. Ik moest even denken aan Huwelijksleven van David Vogel, waarin ook zo'n dramatisch huwelijk beschreven wordt, maar dat verhaal sleepte me mee en greep me aan en ik koos partij, terwijl het huwelijk van Gerard en Astrid me vooral verveelde. Het enige wat ik dacht was: hou er toch mee op, ga weg daar! Uiteindelijk gaat Gerard inderdaad weg. Hij sluit een soort deal met Astrid: zij mag haar zo hevig gewenste kind en dan mag hij zijn vrijheid. Als er twee kinderen zijn vertrekt Gerard, naar Griekenland. Daar verblijft hij een jaar (ofzo) op een klein eilandje en trekt daarna rond en woont dan weer een tijd in een huis vlakbij een dorpje. Van dat wonen en rondtrekken doet hij uitgebreid verslag in het boek en ook al is het natuurlijk 'op zich' best interessant dat iemand zo lang alleen kan zijn en hoe hij dat aanpakt, toch las ik het zonder enig enthousiasme. Waar dat aan ligt weet ik niet, het zou de stijl kunnen zijn. Misschien ook dat er nergens te glimlachen viel. Of voor mijn part te huilen. Het enig wat ik deed was af en toe zuchten en kijken hoe dik het stuk was dat ik nog 'moest'.

Inmiddels kon ik mezelf natuurlijk de vraag stellen: waarom lees je eigenlijk verder? Dat wist ik eigenlijk niet, een beetje uit een soort plichtsbesef, verder misschien ook omdat ik niks anders te lezen had liggen.

Na een jaar, of misschien waren het er twee, ik heb het er niet uit kunnen opmaken, gaat Gerard terug naar Nederland. Hij gaat bij vrouw en kinderen op zolder slapen. Er komt nog een kind, misschien ook wel twee, dat ben ik alweer vergeten. Hij werkt verder aan zijn vertalingen (hij vertaalde al vanaf zijn middelbare schooltijd veel uit het Grieks, o.a. Plato), wordt leraar en later rector van een gymnasium, een functie die hij ook weer opgeeft. Hij doet mee aan schaatswedstrijden, rijdt een Elfstedentocht (of misschien wel twee, ook dat is niet blijven hangen) en gaat wielrennen.

In de tijd dat hij rector is ontmoet hij op school een vrouw van wie hij gaat houden, hij gaat scheiden, trouwt met haar, ze krijgen een dochtertje. Zijn ouders worden hulpbehoevend en gaan dood. Hij spreekt op hun begrafenissen.

De citaten uit preken van dominee Raave/Paauwe vond ik mooi en geheimzinnig en het zou me niet verbazen als M'tH vooral hierdoor het boek zo goed vond. Een voorbeeld uit de preek bij het huwelijk van Gerards ouders:

Hij sprak de jonggehuwden toe. 'U hebt, mijn jonge vrienden, het onschatbare voorrecht dat u door Gods voorzienigheid in aanraking bent gekomen met de Waarheid. U kunt de Waarheid nooit genoeg eer bewijzen. Leeft, niet uit uzelf. leeft, niet uit de wereld. Leeft uit God. In uzelf is niets dan machteloosheid, schuld, verwerpelijkheid. (...)
Niet de genegenheid, zoals de wereld voorgeeft, is de grondslag van het huwelijk, maar de wil van God! Nu kan het voorkomen dat u elkander in sommige dingen niet verstaat. Zult u het dan met elkander uitmaken? Neen, dat zult u n iet doen. U zult zo spoedig mogelijk de eenzaamheid zoeken en het geschil voorleggen aan God. U zult wonderen beleven, wonderen!'


Nog een citaat, uit een hoofdstuk waarin Gerard vertelt hoe hij als kind de kerkdienst beleefde:

Raaves openingsgebed klonk als een serie toverspreuken. Als ik ze voor me uit prevel word ik in een vertrouwde wieg van woorden heen en weer geschud. 'Doet ons, algenoegzaam en aanbiddelijk Opperwezen, eeuwig, enig en drieënig God, uit Wien en door Wien en tot Wien alle dingen zijn, tot u naderen met eerbied en ontzag. Gij hebt ons bewaard, gezegend en beweldadigd. Door Uw grote goedheid zijn wij aan de morgen van deze dag weer geschaard om Uw Goddelijk getuigenis. Doet ons dit opmerken, erkennen en waarderen, tot eer van U en tot heil van onszelf.
Heere, gedenkt ons in de Zoon Uwer liefde. In onszelf aangemerkt, zijn wij gans en al verwerpelijk. Alwat voortkomt uit ons hart is vervat in het woord: "Wijk van mij, want aan de kennis Uwer wereld heb ik geen lust." Treed niet met ons in het gericht. Bereid Uw woord in onze harten een plaats. Doet ons U aankleven en volgen door het bezaaide en het onbezaaide. En laat ons met de psalmdichter zeggen: "U zoekt mijn hart, mijn oog blijft op U staren." (...)'


Dit kwam ik daarnet, al bladerend ook nog tegen, in een gedeelte over Koolschijns Plato-vertalingen:

Maar ik raakte in de ban van Plato's grootse, maar idiote poging te bewijzen dat ons leven geen loterij hoeft te zijn, geen grillige amateuristische bedoening, maar als een vak kan worden beheerst.

En ik dacht: als Koolschijn selectiever was geweest in wat hij er allemaal in opnam, dan had dit best eens een heel goed boek kunnen worden. Nu zitten de mooie en boeiende stukken veel te veel verstopt tussen alles wat er (voor mij) niet toe doet.

donderdag 5 juli 2012

Lezen op het strand





























































Van boven naar onder: Marie Fox / Jan Zoetelief Tromp / Linda Minkowski

zondag 1 juli 2012

Een 10 voor 6+



















Wat ik nu toch weer meemaakte. 'Ik wist wel dat je lief was,' zei een klein meisje dat me voor het eerst zag na een paar minuten. En een ander klein meisje zei: 'Je ziet er leuk uit!' Dat was natuurlijk tof, maar er was meer.

Het kwam zo. Ik leerde onlangs de juffen van mijn voorleeskinderen kennen en die nodigden me uit om te komen kijken naar een presentatie van de groepen waar de kinderen in zitten (groep 3 en 4). Ik werd toen ik op school was aangekomen eerst naar de klas van een van hen gebracht. Toen de kinderen naar de aula liepen kreeg ik, wachtend om achter aan te kunnen sluiten, in het voorbijgaan bovenstaande complimentjes. Ik had vorige week van de juffen gehoord dat de kinderen op hun school leren hoe je complimentjes geeft en in ontvangst neemt, maar hier keek ik toch wel even van op. (En ik vergat helemaal om 'dankjewel' te zeggen...)

In de aula kwam al snel een mevrouw op me af: 'U bent toch van de VoorleesExpress?' En ze gaf me een beker thee. Ik was alwéér verrast, het is een grote school en het was daar vol mensen, hoe kon dit? Ik zei snel iets als: 'Ik ben niet echt van de VoorleesExpress hoor, ik lees alleen maar voor vía de VoorleesExpress.' De mevrouw, die coördinator van de groepen 3 en 4 bleek te zijn, vertelde me in een paar zinnen iets over het programma, dat het een beroep deed op de talenten van de kinderen, dat er veel talenten zijn en dat zingen en dansen het kinderen soms makkelijker maken om vervolgens een moeilijke rekenles aan te kunnen.

Het deed me denken aan wat ik wel eens gelezen heb over 'de bibliotheek van de 100 talenten' en ik vermoed dat hier dezelfde filosofie achter zit. Voor de bibliotheek heb ik er altijd wat twijfels bij gehad, hoe mooi het er vaak ook uitziet. Het leek mij iets teveel 'grensoverschrijdend'. Natúúrlijk is goed kunnen lezen niet het enige waar kinderen wat aan hebben, maar de bibliotheek gaat (voor mij) nou eenmaal in de eerste plaats over boeken en lezen. En ik dacht: doe dát nou maar zo goed mogelijk, dat is al moeilijk genoeg.

Voor een school zou je misschien hetzelfde kunnen zeggen: leer de kinderen lezen en schrijven en rekenen en geschiedenis en nog een paar dingen, daar heb je je handen aan vol. Ik sluit niet uit dat, als ik erover nagedacht zou hebben, dit een paar dagen geleden nog mijn mening zou zijn geweest. Ik dacht er overigens niet over na, want scholen staan ver van me af, nu mijn eigen kinderen er allang af zijn.

Maar nu denk ik er in ieder geval niet meer zo over. Ik zag kinderen dansen en zingen en ik zag wat ze geschilderd en geknutseld hadden en wat ze op de computer hadden gemaakt. Het thema was vakantie, de liedjes gingen daarover en de werkstukken waren erop geïnspireerd. Ik vond het erg leuk om naar te kijken en wat belangrijker is: de kinderen vonden het zo te zien ook erg leuk om er aan mee te doen. Kinderen in alle soorten en maten en van ongetwijfeld vele nationaliteiten stonden vol overtuiging en overgave te dansen, durfden in de microfoon te praten en te zingen, zaten rustig naar hun klasgenootjes te kijken als die aan de beurt waren, applaudiseerden voor elkaar, hadden rugzakjes geknutseld en portretten getekend en nog veel meer.

Ik dacht: waarom vind ik lezen eigenlijk zo belangrijk? Dit is veel leuker! Hier leer je veel meer van: samenwerken, durven, dingen verzinnen, een ander waarderen en zichzelf laten zijn. En ook nog vanalles over kunst ('dit is pointillisme,' zei een jongetje uit groep 4, wijzend op een door hem gemaakt portret met stippen).

Gelukkig besefte ik toen ik weer thuis was dat je er in de wereld toch niet alleen met dansen en zingen en schilderen komt. Dus ging ik 's avonds gewoon weer met overtuiging voorlezen. Maar dit '6 plus'-programma, zoals het heet, leek me in elk geval naast erg leuk ook erg zinvol en net zo belangrijk als rekenen en taal.

De school waar het allemaal gebeurt staat in wat wel een 'achterstandswijk' genoemd wordt en is een zogeheten 'zwarte school'. Daarom krijgt die school extra subsidie en kunnen ze er dit soort dingen doen. (Het is een programma van de SKVR.) En daarom zijn ze er nu een beetje bang dat het misschien weer wegbezuinigd wordt. Want zo gaat dat tegenwoordig helaas nogal eens. Kunst, dat is maar franje nietwaar.

Dus zou het misschien niet zo gek zijn als kon worden aangetoond dat het meedoen aan dergelijke activiteiten leidt tot hogere Cito-scores. Dat overtuigt misschien een wethouder of andere subsidieverstrekker. Want plezier en creativiteit, die laten zich niet zo makkelijk meten en worden ook niet door iedereen belangrijk gevonden. Maar ze waren in elk geval wél gewoon met het blote oog waar te nemen.

Schilderij: Emil Nolde, Wildtanzende Kinder