WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

donderdag 27 december 2012

Wat ik las 72

Ook na twee keer lezen weet ik nog niet precies wat ik van Dit zijn de namen van Tommy Wieringa vind. Ik ging het lezen in de verwachting  dat ik het goed zou vinden, omdat tot nu toe alles van Wieringa me beviel. Maar toen ik het boek uit had was ik een beetje teleurgesteld. Ik las vervolgens de recensie van Jeroen Vullings uit Vrij Nederland en was het daar wel mee eens. Mooi geschreven maar de personages blijven op afstand, vindt hij en zo had ik het ook ervaren. Als dit het eerste was dat ik van Wieringa las zou ik het er misschien bij hebben gelaten, maar omdat ik inmiddels van zijn werk hou en ook soms nog met genoegen terugdenk aan een optreden van hem waar ik bij was, besloot ik het boek nogmaals te lezen.Vaak levert herlezen nieuw inzicht op en dat was ook nu het geval. Na die tweede keer las ik de bespreking van Arjen Fortuin uit de NRC. Die was een stuk positiever (vier sterren in plaats van twee) dan die van Vullings. En ik was het nu toch meer met Fortuin eens dan met Vullings, al blijf ik vinden dat de personages niet echt voor me zijn gaan leven. Maar nu denk ik: misschien is dat juist wel wat Wieringa beoogt: je laten beseffen hoe vreemd de medemens je meestal blijft, zelfs al weet je het een en ander van hem of haar.

De persoon in het boek over wie de lezer het meest te weten komt is commissaris van politie Pontus Beg uit Michailopol, een stad aan de rand van de steppe, ergens in de voormalige Sovjet-Unie. Vroeger was het een grote bloeiende stad, nu is hij in verval geraakt. Er gingen ooit vijftien treinen per uur, nu gebruikt de begrafenisondernemer het stationsgebouw als opslagplaats voor zijn doodskisten. Beg is drieënvijftig en verwacht niet veel meer van het leven. Hij houdt vast aan gewoontes: vier glazen drank per avond, niet minder maar ook niet meer, een keer per maand naar bed met zijn huishoudster, slechts op bescheiden schaal deelnemen aan de corruptie. Een enkele keer wordt hij overvallen door heimwee naar vroeger, soms krijgt hij een driftaanval of probeert hij zijn huishoudster over te halen tot nóg een nacht, waar zij nooit op ingaat. Toen hij jong was is hij kortstondig gelukkig geweest en hij denkt dat geluk iets te maken heeft met verwachting en verlangen.

Als er een rabbijn sterft vindt Beg dat die een joodse begrafenis moet krijgen, maar hij weet niet hoe dat moet en er zijn voor zover hij weet geen andere Joden meer in Michailopol. Maar hij vergist zich: er blijkt nóg een rabbijn te zijn, de allerlaatste Jood in de stad, die de overleden rabbijn een slecht mens noemt maar hem wel wil begraven volgens de traditie. Beg herinnert zich een jiddisch liedje dat zijn moeder vroeger voor hem zong en vraagt de rabbijn ernaar. Het blijkt een liefdesliedje te zijn. Het komt ook weer bij hem boven  dat zijn moeder een menora had en hij ontdekt dat zij een achternaam heeft die Joods zou kunnen zijn. Hij begint te vermoeden dat hij zelf dus misschien ook Joods is en gaat boeken over het jodendom lezen. Het geeft hem vaag het gevoel ergens bij te horen. Hij gaat regelmatig bij de rabbijn theedrinken en praten.

Intussen wordt ook een ander verhaal verteld, in hoofdstukken die tussen die over Beg staan. Dertien mensen willen illegaal de grens oversteken en betalen daarvoor een mensensmokkelaar. Ze worden tussen de pallets in een vrachtauto geladen, passeren (zo denken ze) de grens, mogen er weer uit en krijgen de aanwijzing drie uur naar het westen te lopen, dan zullen ze een stad bereiken. Maar na drie uur is er geen stad te zien, enkelen gaan terug, de anderen trekken verder door de steppe. Daar valt nauwelijks voedsel te vinden, er gaan steeds meer mensen dood en na maanden bereiken de laatste vijf Michailopol, waar ze zich op de vuilnisbakken storten. Ze nemen hun intrek in het stationsgebouw en gebruiken de doodskisten om vuur van te stoken en in te slapen. De bevolking is bang voor de spookachtige zwervers en beklaagt zich. Beg laat hen arresteren. Als blijkt dat ze het hoofd van een man bij zich hadden gaat hij hen een voor een verhoren over de toedracht. Ze laten aanvankelijk geen van allen iets los, maar Beg komt er langzaamaan achter dat ze geloofden dat de door hen doodgeslagen Ethiopiër, van wie ze aanvankelijk dachten dat hij de groep ongeluk bracht, na zijn dood hun gids was geworden en hen uiteindelijk had teruggevoerd naar de bewoonde wereld.

Beg ziet een zekere overeenkomst met de uittocht uit Egypte, toen de joden veertig jaar door de woestijn zwierven voor ze het land Kanaän konden binnentrekken en al die tijd het gebeente van Jozef meevoerden om het daar te kunnen begraven. Hij praat erover met de rabbijn en veronderstelt dat wat de groep zwervers is overkomen in een andere tijd en onder andere omstandigheden misschien het begin van een religie had kunnen worden. De rabbijn reageert hierop door te zeggen dat er bínnen de Thora genoeg ruimte is voor twijfel en discussie. 'Onderzoekt u het geloof, niet het ongeloof'.' Het antwoord op twijfel is lernen en dát is wat Beg moet doen.

Aan het eind van het verhaal blijkt de jongen uit de groep bij Beg te wonen. Beg suggereert hem dat hij misschien ooit Jood kan worden en naar Israël emigreren. En later kan terugkomen om Beg te begraven.

De vluchtelingen bleven me ook bij de tweede keer lezen vreemd. Ook de leden van de groep kenden elkaar niet, het was ieder voor zich. Ze moesten bij elkaar blijven om te overleven en wie niet verder kon werd achtergelaten. Op het laatst ontstond er enige gemeenschappelijkheid rond de verering van het hoofd.

Beg heb ik voor m'n gevoel toch wat beter leren kennen. Een man die in het leven teleurgesteld is en soms aan vroeger denkt, toen hij nog verwachtingen had. Iemand die probeert zich staande te houden met de hulp van een paar gewoontes en regels en die wat hoop put uit religie. Een mens dus zoals vele of misschien alle mensen, al is niet iedereen veroordeeld tot het troosteloze leven van Beg. Maar dat het ook veel erger had kunnen zijn blijkt uit wat de vluchtelingen meemaken.

Ooit is Beg verliefd geweest.

   Ach, de verliefde die meent dat deze bekoring zijn eigenlijke, zijn natuurlijke staat is; wat een onrecht dat ze hem meestentijds onthouden wordt! Hoe heb je zonder kunnen leven? Nu zijn de schellen hem dan van de ogen gevallen. Nu hij weet hoe het eigenlijk is, zal hij niet meer loslaten, dit zal voortaan zijn leven zijn. In deze gloed, in deze bedwelming zal hij verdergaan.

Zijn geluk duurt enkele seizoenen.

Ik vond het, al met al, een boek met teveel lijnen waarvan ik het samenbrengen wat te 'gezocht' vond. Maar het is ook een boek dat ik niet meteen weer zal vergeten en dat het twee keer lezen waard was. En Wieringa schrijft heel mooi Nederlands. Als ik sterren moest geven, gaf ik er drieëneenhalf.

maandag 24 december 2012

Rotterdam 2012-9
















Bij Albert Heijn waren de sperziebonen op. Gelukkig maar, anders had ik het volgende gemist.

Bij de Marokkaanse slager/groenteboer werkt een Chinees.
Die zei toen ik mijn bonen betaald had tegen me: Prettige Kerst!
Ik: Dank u!
Chinees: Prettige kerst, hallelujah!
Ik (trut die ik ben): Hallelujah hoort bij Pasen.
Nederlandse mevrouw naast me: Maar het klinkt wel mooi!
Ik: Het klinkt prachtig.
Mevrouw: Hallelujah! Allah Akbar!
Allen, inclusief de Marokkaanse slager/groenteboer: hartelijk gelach.

Foto hier gevonden.

zondag 23 december 2012

Een boek van deze tijd























Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. 

Voor wie dit niet herkend heeft: zo begint De Avonden van Gerard Reve.

Twee jaar geleden ontdekte ik via twitter dat er mensen zijn die elk jaar op de tweeëntwintigste december het eerste hoofdstuk van De Avonden herlezen en daarna tot het eind van het jaar elke dag een volgend hoofdstuk. Dan is het boek, waarin de tien laatste dagen van december beschreven worden, uit. Ik dacht toen: dat ga ik ook doen. En het beviel me, vorig jaar deed ik het nogmaals en gisteren ben ik ook weer begonnen. Ik denk dat het nu de vijfde keer is dat ik het boek lees en het blijft verrassend. De grote lijnen komen me inmiddels wel bekend voor, maar veel details ben ik vergeten en die zijn dus weer nieuw voor me.

De eerste keer dat ik De Avonden las was pas lang nadat ik Reve had leren kennen. Het eerste wat ik van hem las was Op weg naar het einde, ik was toen zeventien en het maakte grote indruk op me, ik weet nog waar ik het las. De Avonden las ik pas veel later, toen ik een jaar of veertig was. Of nog ouder. Ik was er op de een of andere manier altijd een beetje bang voor, het leek me moeilijk of misschien saai, ik weet niet precies meer wat me tegenhield.

Maar De Avonden is moeilijk noch saai, droevig is het wel. Elke keer dat ik het lees vind ik het weer ietsje droeviger geloof ik. Ik vermoed dat ik er de eerste keer nog wel om heb moeten lachen en ik zal nu vast ook af en toe wel eens glimlachen, maar de kracht van het boek zit hem voor mij toch meer en meer in de manier waarop Reve beschrijft hoe treurig het leven van zijn hoofdpersonen is. En hoezeer die hoofdpersonen model staan voor alle mensen. Maar daarover misschien nog eens iets als ik het boek weer uit heb.

Maar wat ik wél erg leuk en vrolijk stemmend vind is die gewoonte om massaal De Avonden te herlezen. Hoeveel mensen het doen zou ik graag willen weten. Zouden er meer boeken zijn waarmee dit gebeurt? Dat zou ik ook wel willen weten. En zou zoiets te stimuleren zijn of krijg je dan de toestanden van Nederland Leest, een actie die voor m'n gevoel vooral veel geld kost en maar weinig leesplezier oplevert?

In elk geval is dit stukje een beetje bedoeld ter stimulering van het meedoen aan het herlezen, of wellicht voor de eerste keer lezen, van De Avonden. Dat hoofdstuk van gisteren kun je nog makkelijk inhalen. En je hebt tenminste een goeie reden om somber te zijn in deze donkere dagen. Of misschien helpt het er zelfs wel tegen.

Naschrift. Festina van het blog Festina Lente wees me erop dat via VPRO-boeken elke dag een hoofdstuk van De Avonden is te beluisteren, voorgelezen door Gerard Reve zelf. Zie hier. Zeer bedankt voor deze tip, Festina!
 
Foto hier gevonden.

donderdag 20 december 2012

BoekEnLiefde 2



















Schilderijen: Miháy Bodó (1957)

woensdag 19 december 2012

BoekEnLiefde





Schilderijen: Miháy Bodó (1957)

dinsdag 18 december 2012

Knagend



















In de trein ga ik bij voorkeur niet in de stiltecoupé zitten. De reden is dat er vaak toch iemand hard zit te praten en dat dat me meer stoort bij het lezen dan het geroezemoes in een gewone coupé. En als ik in gezelschap ben wil ik zelf ook wel eens iets zeggen. Maar onlangs zat ik er per ongeluk toch en omdat het maar een kort ritje was gaf het niet. Ineens vroeg mijn reisgenote zachtjes: mag je wortels eten in de stiltecoupé? Ik dacht even: hè, hoe bedoel je? maar toen hoorde ik het ook: iemand zat in de dit keer verder geheel stille coupé luidruchtig op een wortel te knagen. Kgg, kgg, kgg, of hoe kun je dat effectief in letters  omzetten. Het was kort na 5 december en mijn reisgenote fluisterde ook nog: Amerigo (zo heet het paard van Sinterklaas) heeft hem laten staan. Het lukte me om vrijwel geluidloos te lachen.

Foto hier gevonden.

maandag 17 december 2012

Geld speelt een rol























Prinses Laurentien wees er in haar toespraak tijdens de Bibliotheektweedaagse op dat lezen ook een economische kant heeft. (Zie hier een digitaal krantenknipsel uit de PZC, met dank aan Tenaanval.) Ik neem aan dat ze daarmee bedoelt dat kinderen die goed kunnen lezen het beter zullen doen op school en later een betere baan kunnen krijgen, waarbij 'beter' wel zal staan voor 'beter betaald'. En dan kunnen ze dus meer kopen en meer belasting betalen. En dat is goed voor de economie. Of misschien zal hun kans op werkloosheid kleiner zijn. Het lijkt mij nog maar afwachten hoe het uitpakt, want zijn er voor al die lezende hoger-opgeleiden voldoende banen of zal de werkloosheid dan gewoon verschuiven? En over de wenselijkheid van economische groei denkt ook niet iedereen hetzelfde.

Maar dat er eens een relatie gelegd wordt tussen leesbevordering en economie, dat bevalt me nu ik er wat langer over heb nagedacht steeds beter, zolang het maar niet het enige argument gaat worden. Het is, zoals ik al ergens las, een geschikt argument om te gebruiken in de discussie met wethouders die de bibliotheek subsidie moeten toekennen. Het inzicht dat geld besteden aan leesbevordering een economische investering zou kunnen zijn, kan misschien de huidige trend tot steeds verdergaande bezuinigingen op bibliotheekwerk stoppen of omkeren, wie weet.

Wat ik zelf, toen ik nog collecties voor zorginstellingen maakte en merkte dat steeds minder instellingen daar geld aan konden of wilden besteden, wel eens gedacht heb, kwam door deze economische benadering weer bij me boven. Ik heb er nu niks meer mee te maken, maar ik wil het toch nog maar eens opschrijven, al zal ik dat ongetwijfeld eerder hebben gedaan.

Het zou me niet verbazen als het geld dat in zorginstellingen besteed wordt aan een bewonersbibliotheekje, dat bijvoorbeeld kan bestaan uit een wisselcollectie van de plaatselijke bibliotheek of van de bibliotheekcentrale, zichzelf terugbetaalt of misschien zelfs 'winst' oplevert. Ik heb het idee dat iemand die verdiept is in een boek minder snel 'zuster!' zal roepen dan iemand die maar wat voor zich uit zit te staren. Een mooi boek maakt je wat minder eenzaam, wat minder afhankelijk, wat minder treurig. Je reist in je stoel, je praat in gedachten met iemand, je herinnert je iets uit je eigen leven, je vergeet even waar je bent. En zo heb je wat minder behoefte aan aandacht van de verzorgenden. Misschien kun je je bezoekers iets vertellen over wat je gelezen hebt waardoor die het gezelliger bij je vinden en besluiten wat langer te blijven en nu ze er toch zijn meteen maar even je bed op te maken. Of je te helpen met uitkleden.

Misschien is het onzin, wat ik bedenk. Maar ik zou het zo leuk vinden als er eens onderzoek naar werd gedaan. Meet de 'zorgvraag' in een instelling, vestig er vervolgens een bibliotheekje en meet na een half jaar de zorgvraag nog eens. Zoiets. Dat moet toch te doen zijn, er wordt al zoveel gemeten in de zorg.

Natuurlijk zou het ook heel mooi zijn als onderzoek werd gedaan naar het 'welbevinden' van de bewoners. Stijgt dat misschien door een bibliotheekje? En zo ja, is dat dan een reden om er geld voor uit te trekken? Dat zou ik wel een wat menselijker benadering vinden, maar dat maakt het niet minder interessant om de economische kant te onderzoeken.

Ik had overigens vroeger een collega die toen ik dit een keer opperde zei: als de mensen het beter naar hun zin hebben leven ze langer, dus dat kost alleen maar geld. Maar dat lijkt me gelukkig niet zo makkelijk te bewijzen.

Foto hier gevonden.

vrijdag 14 december 2012

Lol in lezen






















Ik las ergens, helaas kan ik niet meer terugvinden waar het was, dat uit onderzoek is gebleken dat Nederlandse kinderen vergeleken met leeftijdgenootjes uit andere landen hoog in de lijst staan als naar leesvaardigheid wordt gekeken, maar ver naar onderen als het gaat om plezier hebben in lezen. (Hier staat iets over dat onderzoek, maar dat is niet waar ik het aanvankelijk tegenkwam.)

In het stuk dat ik las stond dat het  merkwaardig is dat goed kunnen lezen maar er niet van genieten  samengaan, omdat het meestal zo is dat kinderen die goed kunnen lezen het ook léuk vinden om te lezen. Bínnen de groep Nederlandse kinderen werkt het wel zo: de beter lezende kinderen houden meer van lezen dan de minder goed lezende kinderen. Maar vergeleken met andere landen gaat het niet op. Elders wordt ondanks een lager leesniveau toch meer plezier aan lezen beleefd dan in Nederland. Althans, dat zou dit onderzoek aantonen

Ik vraag me af wat daar achter zit. Misschien geven Nederlandse kinderen niet zo makkelijk toe dat ze lezen leuk vinden. Vinden ze het stiekem eigenlijk best leuk maar zijn ze bang dat het stom staat om dat te vinden. Moeilijk na te gaan, zoiets.

Of misschien zit lezen hier teveel in de hoek van nuttig en nodig. Misschien dragen school en ouders teveel uit dat lezen goed voor je is, dat je er veel op moet oefenen omdat je anders later niet mee kunt in de maatschappij. Ik las dat prinses Laurentien gisteren in haar toespraak op de Bibliotheektweedaagse zei dat aandacht voor lezen een economische investering is. En natuurlijk heeft ze daar wel gelijk in, maar ik word er toch een beetje treurig van als lezen op die manier wordt benaderd. Voor kinderen lijkt het me in elk geval niet motiverend. Dingen die goed voor je zijn, daar word je meestal niet direct enthousiast van als je bijvoorbeeld tien bent. Tandenpoetsen, op tijd naar bed gaan en je bord andijvie leeg eten, dat doe je toch meer omdat het moet dan omdat je het leuk vindt. En lezen zou daar vind ik niet te veel bij moeten horen. Nog een tijdje lezen als je eigenlijk al zou moeten slapen, dát is toch het ware lezen en een stuk aantrekkelijker dan lezen-omdat-het-moet. Een boek lezen dat te makkelijk of te moeilijk voor je is, dat is soms leuker dan eentje dat precies bij jouw 'leesniveau' past. En voorgelezen worden als je allang zelf kunt lezen, dat kan nog steeds heel fijn zijn.

Als kinderen goed kunnen lezen is dat zonder enige twijfel nuttig en belangrijk, maar als ze er geen plezier in krijgen is er voor mijn gevoel toch iets mis met het leesonderwijs en de leesopvoeding. Je hebt technisch lezen en begrijpend lezen en het is mooi als je daar goed in bent, maar waarom is er niet ook aandacht voor 'genietend lezen'? Want lezen heeft heel wat meer te bieden dan alleen economisch nut. Het zou, vind ik, fijn zijn als alle leesbevorderaars dat beseften en uitstraalden, gewoon omdat ze zelf van lezen houden en vanuit die liefde elk kind de kans willen geven dat ook te gaan doen.

Naschrift. Nou heb ik de prinses toch onrecht gedaan. Toen ik bovenstaand stukje schreef ging ik af op een twitterbericht dat gisteren voorbijkwam vanuit de Bibliotheektweedaagse. Ik maakte wel een linkje naar de toespraak, maar die had ik nog niet gelezen. Dat deugt natuurlijk niet, ik geef het toe. In de tekst van de toespraak (ik weet niet of het ook letterlijk zo gezegd is) staat dit:

Ja, lezen gaat natuurlijk over plezier. Het gaat ook over persoonlijke verrijking. Maar waarom proberen we niet meer inzicht te krijgen in de economische rendementen van lezen en schrijven?

En daar valt niks op aan te merken, lijkt mij.

Naschrift 2. Ik heb alsnog (dankzij een  reactie van Annelies Karelse) gevonden waar ik het bericht oorspronkelijk las: op Leesmonitor.


Schilderij: Charles Hopkinson (1869- 1962), Maly and Happy Hopkinson, Reading, Age 10 and 12, 1912

woensdag 12 december 2012

Immer balend









 





Mij is zo'n veertig jaar geleden eens uitgelegd waar de term 'ergens van balen' vandaan komt. Het was een dienstplichtig soldaat (die had je toen nog) die het me vertelde, ik vermoed omdat het destijds een populaire uitdrukking was in het leger. En het is een standvastige uitdrukking gebleken, want wie zegt nooit eens 'daar baal ik van'? Misschien weet verder iedereen het, maar ik wist het toen niet: 'balen' komt met enkele tussenstappen van 'ergens tabak van hebben'. Dat werd versterkt tot 'ergens balen tabak van hebben', vervolgens verdween de tabak en werd het 'ergens de balen van hebben' en dat werd weer 'ergens van balen'. Dus: ik heb er tabak van - ik heb er balen tabak van - ik heb er de balen van - ik baal ervan. En ook 'ik baal' is mogelijk. Tot zover kan ik het volgen, maar waar slaat 'ik baal als een stekker' op? Dat weet niemand, althans op internet kan niemand het verklaren, ook Ewoud Sanders niet, bij wie ik het tabakverhaal terugvond. Onze Taal ziet het als een variant op 'balen als een stier'. Maar dan blijft het voor mij toch nog de vraag hoe je van stier op stekker komt. Waar die stier vandaan komt lijkt me net zo min uit te leggen.

'Ergens tabak van hebben' schijnt ironisch bedoeld te zijn, want tabak was ten tijde van die uitdrukking juist iets fijns om te hebben. Maar als je ergens tabak van had was dat negatief bedoeld. Wat is taal toch wonderlijk.

De 'baaldag' overigens, die heeft het niet gered. Dat zou ooit een vrije dag worden die je kon opnemen als je geen zin had om te werken en niet wilde liegen dat je ziek was. Ik weet niet of die mogelijkheid ooit ergens echt is ingevoerd, maar nu hoor je er in elk geval nooit meer over. Al wordt er natuurlijk nog volop gebaald op het werk.

Foto hier gevonden.

dinsdag 11 december 2012

Filmpie gepakt














Zakkut vertelle of zakkut nie vertelle, dat was wel effe de kwestie. Maar okee, ik vertelt 't gewaun, ken mijn 't rotte. Ik ben naar de film De Marathon (regisseur: Diederick Koopal) geweest. En hij viel me maar op een enkel onderdeel tegen en verder was-ie zoals ik verwacht had: erg Rotterdams en het bekijken waard. Misschien heb ik geen smaak, dat begin ik een beetje te vrezen, ik bedoel geen verfíjnde smaak, maar ik heb verschillende keren erg moeten lachen. Ik heb me ook geërgerd trouwens, maar dat was pas aan het eind.

Af en toe kijk ik naar Pauw & Witteman en daar zag ik een keer iets over De Marathon en het kleine stukje dat ik van de film zag was zo aanstekelijk Rotterdams dat ik dacht: die zou ik wel willen zien. Nu denk ik vaker van een film dat ik hem zou willen zien en komt het er vrijwel nooit van, maar deze keer gebeurde het dan toch, dankzij enig aandringen van een van mijn kinderen. Ik ging naar Delluft om de film te zien, want toen we in Rotterdam zouden gaan was hij uitverkocht. Dat was hij nu ook trouwens, maar we waren nog op tijd.

En ik heb me prima vermaakt. Het zou niet moeilijk zijn om de film af te doen als ordinair, flauw, plat, voorspelbaar, ongeloofwaardig. En dat vond ik hem ook allemaal wel een beetje, maar ik vond hem vooral leuk en vol Rotterdamse humor en Rotterdams taalgebruik en Rotterdamse types en mooie beelden van de stad. Als dezelfde film in Amsterdam, of zoals je het als Rotterdammer eigenlijk hoort te zeggen: in 020, zou spelen, dan had ik er waarschijnlijk een stuk minder plezier in gehad. Overigens gingen de hoofdrolspelers ook nog een dag naar 020 en hadden het daar best naar hun zin tot ze een wielklem op hun auto ontdekten. Toen pikten ze maar een rondvaartboot en voeren daarmee naar huis. Dit is wel ongeveer het niveau van onwaarschijnlijkheid dat de film typeert, maar dat stoorde voor geen meter zeg maar.

Het verhaal gaat zo. Vijf mannen runnen een garage in een volksbuurt. Een van hen is een Egyptische jongen, de anderen zijn rasechte Rotterdammers van middelbare leeftijd. De zaken gaan slecht en de Egyptische Youssoef doet het meeste werk, de rest zit te klaverjassen, koffie te drinken en te ouwehoeren. Alleen als er een mooie vrouw binnenkomt komen ze overeind uit het versleten bankstel. Er zijn grote belastingschulden en als ze erachter komen dat Youssoef (ook wel 'kameel' genoemd) vroeger goed verdiend heeft aan het lopen van marathons willen ze dat ook wel. Youssouf heeft nu een 'horrelvoet' als gevolg van een ongeluk. De vier anderen, drie van de vier behoorlijk te dik en alle vier niet vies van een biertje, gaan op zoek naar sponsors (uit te spreken als spons-oren). Dat levert fraaie scènes op, zoals in een Chinees restaurant waar de bijdrage uit een kalender bestaat en bij Herman den Blijker (die zichzelf speelt) die niet bepaald reclame in hen ziet. Uiteindelijk sluit Gerard, de eigenaar van de garage, een deal met een oom van Youssoef die een groot bedrijf in tweedehands auto's heeft. Als ze de marathon uitlopen krijgen ze 40.000 euro van hem, zo niet dan krijgt de oom de garage.

Ze gaan trainen onder leiding van Youssoef. Ook dat is nogal grappig, het kopen van de sportkleding, het oefenen in een park en op de Maasvlakte, de baby van de vriendin van een van hen die mee moet in een draagzak, Youssoef die hen aanspoort en opjaagt en vanaf zijn brommer van drankjes voorziet. Inmiddels ben je ook op de hoogte van de huiselijke situatie van de vier lopers. Elk heeft zijn eigen drama, een puber die niet wil leren, een vriendin die ontrouw is, een baby die is doodgegaan, eenzaamheid. Daar komt nog bij dat Gerard ongeneeslijk ziek blijkt te zijn. Hij wil dat aan niemand vertellen, alleen Youssoef krijgt het te horen.

Uiteindelijk lopen ze de marathon, wat nog bijna mis ging omdat de vrouw van een van hen wil dat haar man op zondag naar de kerk gaat, maar het komt nog net op tijd voor elkaar. Het lopen gaat goed tot Gerard vlak voor de finish in elkaar zakt. Daarna ontspoort de de film voor mijn gevoel, maar daar zal ik het niet over hebben. Het slot vond ik wel weer aardig, onder andere omdat ze Youssoef dan toch maar eens leren klaverjassen.

Ben je Rotterdammer, kun je tegen een forse portie godverdommes en heb je geen al te subtiel gevoel voor humor? Dan kejje gerust gaan kijke, wat mijn betreft. Voor alle anderen: je bent gewaarschuwd.

Het was in de bioscoopzaal tijdens de voorfilms nogal rumoerig. Veel jongelui, veel popcorn, hevig lachende meiden. Daarom vond ik het best merkwaardig dat het tijdens de film, afgezien van momenten dat er gelachen werd, heel stil was. De film maakte blijkbaar indruk. Dat vond ik verrassend en ik vroeg me achteraf af of, en zo ja hoe, een dergelijk effect met lezen in plaats van met film kijken bereikt zou kunnen worden. Dit lijkt er misschien een beetje bijgesleept om het bovenstaande een verantwoord tintje te geven, maar zo is het niet bedoeld. Ik denk écht dat het iets is om over na te denken, dat wil zeggen voor al die mensen – leraren, ouders, bibliothecarissen – die vinden dat 'de jeugd' meer zou moeten lezen.

Foto hier gevonden.

vrijdag 7 december 2012

Wat ik las 71

En Kai zei: 'Dat het leven zinloos is, verplicht niemand om te treuren. Ook zinloos.'

Ik verkeerde, hoe dat zo gekomen is weet ik niet meer, in de veronderstelling dat Kinderen van het Ruige Land van Auke Hulst een jeugdboek was. En omdat ik graag af en toe een jeugdboek lees en al een paar keer ergens had opgevangen dat dit een goed boek was, vroeg ik het aan op de bibliotheek (want zo gaat dat met goeie boeken, die zijn altijd uitgeleend) en verheugde me, toen ik het had opgehaald, op een boek 'om even mee bij te komen'.

Maar het is helemaal geen jeugdboek, al lijkt het me zeker niet ongeschikt voor lezers vanaf een jaar of vijftien, zestien. Misschien is het ook wel een boek voor de 'lijst', maar dat moeten de leraren Nederlands maar uitmaken. En 'bijkomen', in de zin van iets lezen dat niet al te moeilijk is en een positieve afloop kent, dat was er ook niet bij. Maar een goed boek vond ik het wel en dat is natuurlijk het belangrijkste.

Hoofdpersoon en verteller in het boek is Kai. Zijn broer Kurt is een jaar ouder, zijn zusje Deedee zes jaar jonger en ergens daar tussenin zit Shirley Jane. Ze wonen met hun ouders in een afgelegen huis in het Ruige Land, een buurtschap met een paar boerderijen, in Groningen. Op enige afstand bevindt zich een dorp met een school, een café, een snackbar en een supermarkt, rondom hun huis is bos. Ze hebben een pony, een hond en poezen. Hun vader is eigenaar van een regionale krant. Vroeger werkte hij bij de radio maar daar kreeg hij ruzie en toen is hij met de krant begonnen. Dit klinkt idyllisch en dat was het misschien ook, maar het verhaal begint met de dood van de vader. Kai is dan (ongeveer) acht.

Hun moeder heeft geen greep op de situatie en de kinderen, waarvan we vooral de twee jongens volgen, groeien min of meer op eigen kracht op. Ze hebben alle vrijheid, kiezen in het huis dan deze, dan die kamer om hun matrassen neer te leggen, slapen 's zomers buiten, spelen in het bos, beginnen een raket te bouwen, maken muziek, gaan naar bed als het hun uitkomt, eten vaak patat of pizza. Op het eerste gezicht een leuk leven, maar er zit een andere kant aan. Hun kleren worden zelden gewassen en zijn kapot. De telefoon doet het niet. Op school horen ze er niet bij en worden ze gepest. Hun moeder zit vaak in het dorpscafé en heeft relaties met mannen waar de kinderen niets van moeten hebben. Koken gaat voor haar niet veel verder dan iets bij de snackbar halen of knakworst opwarmen. Er komen deurwaarders aan de deur, maar ze is er erg handig in om die af te poeieren. Opa en oma springen af en toe bij met geld. Als Kurt en Kai op de middelbare school zitten verdwijnt hun moeder in een zomer een hele tijd min of meer uit beeld. De kinderen zijn nu nog meer op zichzelf en elkaar aangewezen. Het enige vriendje van de jongens, Jarmusch, die thuis juist betutteld wordt, is vaak bij hen.

Als lezer heb je, zo verging het mij althans, wisselende gevoelens: soms jaloezie op de vrijheid die de kinderen hebben, maar ook medelijden omdat ze verwaarloosd worden en bezorgdheid over hoe dit moet aflopen. Ook over de moeder, die in het verhaal een beetje op de achtergrond blijft, maak je je zorgen. Ze is weliswaar handig in het ontlopen van schuldeisers en probeert de indruk te wekken dat het leven zoals ze dat leiden een bewuste keuze is, maar je krijgt sterk het gevoel dat ze helemaal geen keus hééft, omdat ze het gewoon niet aankan. Ze zet de krant nog een tijdje voort maar moet hem uiteindelijk verkopen aan de medewerkers. Een van haar vrienden trekt bij hen in. Blijkbaar heeft die geen moeite met de chaos, want er lijkt niets te veranderen. De pony valt in een greppel en stikt door het touw waarmee hij vast zit. De hond is vals en moet worden opgesloten. Er komen steeds meer katten.

Kai en Kurt gaan na de middelbare school naar de kunstacademie en wonen eerst op kamers in een boerderij en huren later samen een huisje in een dorp. Als Kai drieëntwintig is wordt het huis in het Ruige Land verkocht. De moeder en de zusjes wonen tijdelijk in een tent op een camping. Met een zogenaamd voor een tochtje naar Amsterdam  geleende auto rijdt de moeder met Deedee en Shirley Jane, die zwanger is, en het vriendje van Shirley Jane, naar Zuid-Frankrijk. De auto gaat kapot, de meisjes en het vriendje, wiens ouders geld gestuurd hebben, gaan later terug met de trein. Hun moeder blijft achter en wordt clochard, iets wat ze altijd al als wens geuit had. Ze trekt in bij een andere zwerver en belt Kai op om hem te vragen geld voor haar te halen bij haar ouders. Dat doet hij, hij gaat het geld brengen, betaalt haar schulden, regelt dat de auto teruggebracht wordt naar Nederland en neemt zijn moeder mee terug.

Tegen het eind van het boek lees je een kleine vooruitblik over hoe het met de kinderen verder zal gaan. Deedee wordt juf, heeft een man, een huis en een gevulde koelkast. Shirley Jane maakt geen enkele school af en wordt verkoopster. Kurt trouwt met de eerste de beste vrouw die hem wil en wordt ongelukkig. En Kai wordt schrijver. Hij schreef als kind al science-fictionverhalen en is altijd blijven schrijven.

Het boek beschrijft vooral situaties, maar tussen de bedrijven door denken zowel de kinderen als de lezer na over vragen als wat beter voor een mens is: een geordend bestaan of alle vrijheid? Of een tussenvorm? Hoe beïnvloedt je jeugd de rest van je leven? Hoe belangrijk is verbeelding? Valt de moeder iets te verwijten of is zijzelf net zo goed slachtoffer?

Wat ik tijdens en na het lezen van het boek ook dacht is: dat Ruige Land, hoe echt het ook was (want de schrijver vertelt in zijn nawoord en in interviews dat het een autobiografisch boek is), is het niet óók een metafoor voor het leven, waar we iets van proberen te maken zonder dat iemand ons uitlegt hoe we dat het beste kunnen aanpakken? Zijn regels en normen schijnhouvast? Kunnen we zonder? Word je sterker als je aan je lot wordt overgelaten of kunnen alleen sterke karakters dat aan?

Geen boek dus om mee 'bij te komen', maar wel een boek dat boeit, verrast en aan het denken zet.

donderdag 6 december 2012

Een tevreden roker
















Mijn hoofd is geheel leeg, op een herinnering na. Dus schrijf ik die maar op. Mijn opa, de man van de oma van de puzeltjes, was jarig op vijf december. Hij had vier kinderen en die kwamen allemaal op zijn verjaardag en gaven hem elk twee dozen (of waren het kistjes?) sigaren: een voor zijn verjaardag en een voor Sinterklaas. Mijn opa zat in zijn leunstoel, ik denk dat het zelfs een zogeheten 'rookstoel' was, maar dat weet ik niet zeker meer, met naast hem een tafeltje waarop de dozen sigaren werden opgestapeld. Hij keek tevreden.

Ik geloof niet dat ik ooit sigarenbandjes heb gespaard maar ik herinner me nog wel het bandje van 'Elisabeth Bas'. Dat vond ik erg mooi. En nu moet ik ook denken aan het verhaal van Maarten 't Hart, dat 'Velasques Keurcorps Major' heet. Dat is een beetje een geheimzinnig verhaal over een man die elke avond tijdens een wandeling op de Rioolbemaling een sigaar opsteekt en het bandje aan de jonge hoofdpersoon geeft. Tot de man ineens niet meer verschijnt.

En zo zie je maar weer dat gedachten aan elkaar gehaakt zijn: doordat ik aan de verjaardag van mijn opa dacht, dacht ik vervolgens aan 'rookstoel' en aan sigarenbandjes en aan Maarten 't Hart. Zo wordt een leeg hoofd weer wat voller.

Foto hier gevonden.

woensdag 5 december 2012

Kaart&boek 39






















Ik verval in herhaling. En ik hoop dat jullie allemaal veel letters krijgen, van chocola en op papier.

dinsdag 4 december 2012

Wat ik las 70

Ik hou van dikke boeken. Ik hou van boeken over dagelijkse dingen. Daarom hou ik van Het Bureau van Voskuil en daarom zou ik ook van Pier en oceaan van Oek de Jong moeten kunnen houden. Maar het gekke is dat ik bij Het Bureau nauwelijks kon wachten tot er weer een nieuw deel verscheen en dat ik bij Pier en oceaan steeds maar zat te kijken hoeveel ik nog moest.

In ongeveer een week heb ik de achthonderd pagina's uitgelezen, ik bleef maar lezen, kon het slecht wegleggen. Ik was een beetje verslaafd aan het boek. Maar het was de verslaving van de zak chips, het smaakt je eigenlijk al niet meer, je weet dat je beter iets anders kunt eten, maar je stopt niet voor de zak leeg is. En daarna denk je: waarom deed ik dit eigenlijk? En je weet het niet. Zo ongeveer verging het me met Pier en oceaan.

Ik voel me een beetje gemeen door dit zo op te schrijven. Ik besef heel goed dat het schrijven van Pier en oceaan een enorme prestatie is. Er staan veel details in uit een voorbij tijd: de jaren '50 en '60. Het kan niet anders of De Jong heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar hoe het er toen uitzag en hoe men toen dacht en praatte. Het verhaal is breed opgezet, er komen veel personages in voor en de meesten van hen krijgen ruim aandacht. Het zijn mensen met herkenbare eigenschappen en problemen. Het zijn vaak een beetje treurige, teleurgestelde mensen die tot elkaar veroordeeld zijn en proberen er het beste van te maken, mensen die niet tot hun recht komen en die elkaar het leven zuur maken, mensen die dromen over een toekomst die niet komt. Zulke mensen zijn vaak interessante romanfiguren.

Maar toch. Het boek hield me in zijn greep maar sleepte me niet mee. Ik las het niet met tegenzin maar ik werd ook nergens enthousiast. Ik heb het nu een paar dagen uit en ik ben bijna alles al vergeten. Dat ligt vooral aan mijn geheugen maar toch ook een beetje aan het verhaal. Dat wist zich niet in mijn hoofd vast te zetten. De hoofdpersonen interesseerden me onvoldoende. Hun levens bleven op afstand.

En het zal wel een mysterie blijven waarom dat zo is. Waarom werd Maarten Koning uit Het Bureau iemand die me boeide en met wie ik meeleefde en bleven Dina Houttuyn en haar zoon Abel Roorda uit Pier en oceaan mensen die ik van een afstandje gadesloeg? Nee, niet omdat ik Maarten Koning aardiger vond want ik vónd Maarten Koning helemaal niet zo aardig. En ik vond Dina en Abel niet vervelend, al irriteerden ze me af en toe. Dat is in elk geval de winst van het lezen van dit boek: dat ik me weer eens realiseer hoe geheimzinnig het eigenlijk is dat het ene boek je zoveel doet en het andere zo weinig. Dat er tussen jou en een boek blijkbaar een soort 'klik' moet zijn.

Waar het boek over gaat is al op diverse plaatsen beschreven en beter dan ik dat kan. Heel in het kort: de Amsterdamse Dina Houttuyn raakt na een verkering van zeven jaar op haar zesentwintigste ongehuwd zwanger van de Friese Lieuwe Roorda. Na op hun knieën schuld bekend te hebben voor enkele leden van de kerkraad trouwen ze zo snel mogelijk en gaan in Breda op kamers wonen. Lieuwe is nog in dienst. Later wordt hij leraar geschiedenis in Friesland, vervolgens conrector en daarna rector in een stadje in Zeeland. (Dat stadje is Goes, zoals ik inmiddels weet, maar in het boek blijft het ongenoemd.) Hun oudste zoon Abel is als ze naar Zeeland verhuizen bijna acht. Er worden nog vijf kinderen geboren, een ervan overlijdt bij de geboorte.

We volgen vooral Dina en Abel in het boek. Dina is niet gelukkig in haar huwelijk. Zij ergert zich aan haar man, aan zijn zelfingenomenheid en opschepperij. Ze kiest bij een conflict altijd de kant van de kinderen. Abel volgen we vooral in zijn gymnasiumtijd. De vrienden, de brommers, de meisjes, de drank, de politiek, het verzet tegen het ouderlijk gezag. Voor een zoon uit een christelijk rectorsgezin had hij veel vrijheid vond ik. Na het eindexamen volgen de examenfeesten, waar Abel niet erg van houdt. Dan gaat hij een maand in een restaurant in Domburg werken en vervolgens op vakantie met zijn Zeeuwse vriendin Digna, die al in Amsterdam woont en aan de kunstacademie studeert en aan Abel een kaart heeft gestuurd van Mondriaans op een Domburgse strekdam geïnspireerde Pier en Oceaan. Dat ze samen op vakantie gingen verbaasde me: in 'onze kringen' was zoiets aan het eind van de jaren '60 niet gebruikelijk. Met 'onze kringen' bedoel ik de nette, kerkelijke burgers, waar het gezin Roorda deel van uitmaakte en ik toen ook nog.

Abel heeft soms het gevoel deel uit te maken van iets eeuwigs, iets ongrijpbaars, iets dat in de toekomst verborgen ligt. Een enkele keer is het heel dichtbij en lijkt het of hij het kan benoemen, maar dan verdwijnt het weer. Het maakt hem rusteloos en het jaagt hem het huis uit, de brommer op, naar de drie eiken waar hij vaak zit na te denken, de polder in. Het laat hem als hij een meisje heeft naar andere meisjes verlangen. Het laat hem dingen zeggen die hij niet wil zeggen. Dat vond ik wel mooi weergegeven, die onrust en onzekerheid en het brutaal en provocerend zijn, vooral tegen zijn vader.

Er wordt een paar keer op gezinspeeld dat Abel zou kunnen gaan schrijven. Hij denkt er af en toe aan. Aan het eind van het boek, met Digna kamperend in Finistère, voelt hij een drang om ergens mee te beginnen.

In het boek worden naast Dina en Abel meer mensen beschreven: Lieuwe, Abels grootouders van beide kanten,  vriendjes, de ouders van die vriendjes, een lerares en haar man, meisjes. De een komt beter uit de verf dan de ander. Soms vroeg ik me af waarom ik die mensen ook moest leren kennen in hun eigenaardigheden omdat ze toch nogal buiten het verhaal bleven staan.

Al met al: een mij niet bevredigend boek met wat mooie elementen. Ik denk dat over de opbouw en het terugkeren van bepaalde thema's (zoals bijvoorbeeld de manier waarop Abel omgaat met zijn moeder en met de moeders van vriendjes en de liefde van moeder en zoon voor het strand) goed is nagedacht, maar ik heb het veel te snel gelezen om daar iets over te kunnen zeggen. Ik hoop voor De Jong dat hij een heleboel betere en aandachtigere lezers krijgt die hem meer waarderen. Want dat hij een prestatie heeft geleverd, daar ben ik wel van overtuigd. Alleen was die aan mij niet zo besteed. En dat spijt me, want ik had er op grond van de bespreking in de NRC en een interview met de schrijver (beide hier te lezen) wel verwachtingen van. De recensie in de Volkskrant had me kunnen waarschuwen, maar die kende ik toen nog niet. Bovendien is zelf oordelen altijd beter.

zaterdag 1 december 2012

Rotterdam 2012-8















De Albert Heijn hier op de hoek is wegens verbouwing gesloten en daarom kom ik nu vaker bij de Marokkaanse slager/groenteboer. Alles bij AH kopen is makkelijker, maar bij de Marokkaan is het leuker. Dat wist ik ook wel, maar gemak dient de mens nietwaar. Vanavond hoorde ik er dit. Er kwam een man binnen die blijkbaar een bekende was, want hij liep door naar achteren. De Marokkaanse baas van de winkel zei toen hij hem zag: Hé, lelijke Turk, wat kommie doen? En ik dacht: dit is typisch Rotterdams, zij het met een allochtone 'twist'. Tevreden liep ik naar huis met m'n aankopen.

Foto hier gevonden.