WELKOM OP MIJN WEBLOG

Dit blog is in de loop der jaren veranderd. Ooit ging het vooral over de bibliotheek, nu gaat het meer over lezen en taal. (Wie denkt: de bibliotheek gaat toch óók over lezen en taal, ziet dat anders dan ik.) Ooit werd het elke dag bijgehouden, nu minder regelmatig. Wat hetzelfde gebleven is: opmerkingen zijn van harte welkom.

vrijdag 18 januari 2013

Wat ik las 74

Man in het duister van Paul Auster is een roman maar bevat ook een verhaal en een essay en misschien is het ook nog te beschouwen als een brief. Dit is typisch Auster, voor zover ik hem inmiddels ken. Een caleidoscopisch boek, met zijpaden en verschillende lagen, een boek waarvan je niet goed weet wat nou eigenlijk de kern is. Of misschien zijn er meer kernen. Of misschien is het een soort ui die je kunt blijven afpellen om uiteindelijk niets over te houden, wat niet geeft omdat de schillen interessant waren.

Hoofdpersoon van het boek is August Brill. Of is hij alleen de verteller? Daar heb je het al. Misschien moet je degene die in het boek nauwelijks voorkomt maar die wel de reden of de oorzaak of de achtergrond, of hoe ik het moet noemen, van het boek is, wel de hoofdpersoon noemen. Misschien is er geen hoofdpersoon. (Heeft een boek altijd een hoofdpersoon? Daar heb ik nog nooit over nagedacht eerlijk gezegd.)

Het is nacht en August Brill ligt wakker. Hij is 72, was vroeger literatuurcriticus en woont bij zijn dochter. Zijn vrouw is nog niet zo lang geleden gestorven en daarna heeft Brill een auto-ongeluk gehad waardoor hij nu met een kruk moet lopen. Zijn dochter Miriam heeft hem toen hij uit het ziekenhuis kwam gevraagd bij haar te komen wonen. Zelf is ze ook alleen, na een scheiding. Ook Brills kleindochter en dochter van Miriam, Katya, woont in dat huis sinds de dood van haar vriend. Miriam is ergens in de veertig, Katya begin twintig (precies weet ik het niet meer). Het is dus een huis vol verdriet en door dat verdriet kan August ook deze nacht niet slapen. Hij probeert zijn gedachten af te leiden door een verhaal te bedenken. Dat verhaal sleept je als lezer zo mee dat je vergeet dat je eigenlijk over Brill aan het lezen bent. Ineens kom je dan weer bij hem terecht en denkt: o ja.

Het verhaal dat Brill zichzelf vertelt heeft een eigen hoofdpersoon: Owen Brick, een goochelaar uit New York, die op een ochtend wakker wordt in een kuil in een hem onbekend gebied. Hij blijkt te zijn terechtgekomen in een 'parallelle' wereld, het is wel Amerika en (zo hoort hij later) Bush is de president, maar van een oorlog in Irak is niets bekend. Er is een burgeroorlog aan de gang en een deel van de Amerikaanse staten heeft zich afgescheiden. Er zijn miljoenen doden gevallen. Brick blijkt uitgekozen te zijn om aan deze toestand een einde te maken. Hem wordt verteld dat alles de schuld is van de man die het allemaal in zijn hoofd heeft zitten. Als die man wordt vermoord zal de oorlog voorbij zijn. Brick zal dat moeten doen. Hij verzet zich ertegen, maar lijkt uiteindelijk toch toe te geven omdat hij en zijn vrouw, als hij weer terug is in zijn oude leven, met de dood bedreigd worden. Maar voor hij de man die hij moet vermoorden, en die August Brill heet, bereikt heeft komt hij om bij een ontploffing. Hij is dan in het huis van een vrouw die een onbereikbare jeugdliefde van hem was en die in beide werelden aanwezig blijkt te zijn. Dit klinkt misschien allemaal wat vreemd en dat is het ook wel, maar als verhaal vond ik het voldoende overtuigend.

Soms raakt Brill door lichamelijke ongemakken uit zijn verhaal en denkt hij aan andere dingen. Bijvoorbeeld aan de films die hij met Katya bekeken heeft. Katya zat op de filmacademie maar is daar mee gestopt na de dood van haar vriend. Samen met haar opa bekijkt ze elke dag een aantal films, om de beelden in hun hoofd niet te hoeven zien. Over die films heeft Katya een theorie die ze haar opa verteld heeft (dit is wat ik een essay zou willen noemen) en waar hij nu aan terugdenkt. Het gaat over het belang van voorwerpen in films en Brill bedenkt zelf een nieuw voorbeeld daarvan, dat hij aan Katya wil vertellen.  Het gaat over een horloge in een Japanse film. In die film komen twee uitspraken voor, die misschien als de kern van het boek te beschouwen zijn. Als het een kern heeft.

Er volgt een lange stilte, dan kijkt het meisje haar schoonzus aan en zegt: 'Het leven is één grote teleurstelling, hè?' Noriko kijkt het meisje aan, en met een afwezige blik in haar ogen antwoordt ze: 'Ja, dat is het.'

Later op die dag geeft de schoonvader van Noriko haar het horloge van haar overleden schoonmoeder. Het meisje is de weduwe van zijn zoon en hij vindt dat ze moet hertrouwen.

'Ik wil dat je gelukkig wordt,' zegt de oude man.
Een kort zinnetje en Noriko stort in, verpletterd door het gewicht van haar eigen leven. 'Ik wil dat je gelukkig wordt.'

Later in het boek denkt Brill weer aan dat 'Het leven is één grote teleurstelling' en 'Ik wil dat je gelukkig wordt.' Ik weet niet meer of hij het denkt in verband met Miriam of met Katya, maar dat doet er ook niet toe, hij wil het ongetwijfeld voor allebei.

De vraag is dan: kan dat? Dat het leven enerzijds een grote teleurstelling is maar dat je desondanks gelukkig wordt? Het boek beantwoordt die vraag niet. Je zou kunnen denken dat Auster wil zeggen: nee, het kan niet. Want wat je nog meer te lezen krijgt is zó verschrikkelijk dat het alle hoop op geluk de bodem lijkt in te slaan. Ik vertel niet wat het is omdat wie het boek nog gaat lezen niet al aan het begin moet weten wat je pas aan het einde te horen krijgt. Als lezer word je er hevig door geschokt en je begrijpt dat het voor de betrokkenen in het boek noodzakelijk is om hun gedachten zoveel mogelijk op iets anders te richten, bijvoorbeeld op verhalen en films, om door te kunnen leven.

In de nacht dat alles zich afspeelt vindt ook een gesprek plaats tussen Brill en Katya. Katya kan evenmin slapen en hoort lawaai in de kamer van haar opa, die iets laat vallen, en komt naar hem toe. Ze komt naast hem in bed liggen en hij vertelt haar over zijn huwelijk met Sonia, van wie hij gescheiden was maar met wie hij later weer is gaan samenwonen en van wie hij veel hield, en die nu dood is. Uiteindelijk valt Katya in slaap. Als het ochtend is komt Miriam de kamer binnen. August stelt voor om ergens te gaan ontbijten, met roerei met spek, wentelteefjes en en pannenkoeken.

Dat plan voor een ontbijt leek me een vorm van hoop. Dat het misschien tóch kan, in deze wereld gelukkig worden. Een bescheiden hoop, want hoe gelukkig word je van pannenkoeken, maar toch een klein stukje hoop.

Dan is er ook nog het boek dat Miriam aan het schrijven is. Dat is gewijd aan een dichteres die Brill niet goed vind op een fantastische regel na ('beter dan alles wat ik ooit heb gelezen').

'Welke?' vraagt ze, en ze draait zich om en kijkt me aan.
'"Terwijl de dwaze wereld doordraait."'
Miriam grijnst opnieuw breed. 'Ik wist het,' zegt ze. 'Toen ik dat citaat opschreef, zei ik tegen mezelf: "Dat vindt hij mooi. Het had voor hem geschreven kunnen zijn."'
'De dwaze wereld draait door, Miriam.'
Met mijn kruk in mijn hand loopt ze terug naar het bed en komt naast me zitten. 'Ja pap,' Zegt ze, terwijl ze een bezorgde blik op haar dochter werpt, 'de dwaze wereld draait door.'

Zo eindigt het boek. En daarmee mijn verslag. Op een ding na. Ik dacht dat je het boek misschien ook als brief kunt beschouwen. Een brief aan de familie Grossman, aan wie het is opgedragen, ter herinnering aan hun gesneuvelde zoon Uri. Eerder, toen ik het boek voor de eerste keer gelezen had, vroeg ik me af hoe Auster juist dit boek waar zoveel ellende in voorkomt als troostboek kon bedoelen. Ik heb het nu twee keer gelezen en begin er misschien iets van te vermoeden. Ik hoop dat dat uit het bovenstaande een beetje gebleken is.

Ik vond het het meest indrukwekkende boek dat ik tot nu toe van Auster las.

donderdag 10 januari 2013

Broeders en Zusters

















 

Een tijdje geleden zaten we hier thuis aan de koffie en kregen de slappe lach. Niet zo erg als vroeger op de hbs, maar toch iets wat er op leek. Dat kwam door een non. Ik verzamel plaatjes van voorlezers, voor mijn (sorry, even reclame) nieuwe blogje met voorleeskunst. Een huisgenoot was op de laptop voor me aan het meezoeken en zei: ik heb er hier een met een non. Waarop een andere huisgenoot zei: Non de Ju? En ik: Non Descript? En toen ging het verder over Zuster Lijk en  Zuster Pop (het woord 'zusterpop' komt voor in Nijntje) en Broeder Moord en Broeder Volk. Hoe flauwer het werd hoe harder we moesten lachen. En ik dacht: doen andere mensen zoiets ook wel eens? Zal vast wel, maar je vraagt het ze niet zo snel. Vandaag kreeg ik toch antwoord, in Sunset Park van Paul Auster. Het gaat in dit stukje over een vader die eraan terugdenkt  hoe hij vaak op zaterdagochtend met zijn zoontje ging ontbijten in een restaurantje en daar bijvoorbeeld met hem over honkbal praatte.

en hij genoot van de teams die ze samenstelden met de namen van echte spelers, zoals het lichaamsdelenteam: Bill Hands, Barry Foote, Rollie Fingers, Elroy Face, Ed Head (...), of het financiële team, bestaande uit Dave Cash, Don Money, Bobby Bonds (...). Ja, Miles was als kind dol op dat soort onzin, en als hij begon te lachen, dan was het brullend en niet te stoppen (...).

Ik geef toe dat het niveau hoger is, maar het principe vind ik toch hetzelfde.

Plaatje hier gevonden.

zondag 6 januari 2013

Wat ik las 73

'Iedereen heeft zijn geschiedenis,' zei hij, 'maar het is zelden een belangrijke.' De 'hij' die dit zegt is Frits van Egters, hoofdpersoon in De Avonden van Gerard Reve. Op 22 december begon ik er weer in te lezen, met de bedoeling het op de 31e uit te hebben. Het duurde een paar dagen langer, maar ik heb het weer met genoegen gelezen, nu voor de vijfde keer denk ik. En ik ben het elke keer ietsje beter gaan vinden. Vorig jaar, toen ik vertelde dat ik De Avonden aan het herlezen was, vroeg iemand me of ik het geen overschat boek vond. Ik heb daar toen geen antwoord op gegeven, want ik begon te twijfelen. Of de vraagsteller dit leest weet ik niet, maar hier komt alsnog mijn antwoord: nee, ik vind het geen overschat boek. Ik weet natuurlijk niet of er ergens al te overdreven lof over het boek is geuit, maar als iemand zou zeggen: dit is een heel goed boek dat het verdient  elk jaar herlezen te worden, dan zou ik het daar mee eens zijn. Als ik mij goed herinner zei de vraagsteller er nog bij dat hij het boek wél humoristisch vond. En dat vind ik zelf ook wel, maar hoe vaker ik het lees hoe minder de humor me opvalt. Want het is toch vooral een treurig boek en dát valt me elke keer dat ik het lees juist een beetje meer op.

Het boek navertellen lijkt me niet nodig, wie het niet kent moet het maar lezen of heeft misschien ooit besloten dat niet te doen. Wat me er deze keer vooral in trof is hoe Frits en zijn ouders met elkaar omgaan. Tot elkaar veroordeeld en zich aan elkaar ergerend, maar tegelijk ook met een soort liefde tegen wil en dank. Dat stijgt voor mijn gevoel ver uit boven de gezinssituatie, al is het als sfeerbeeld van een gezin ook zeker geslaagd te noemen. Maar voor mijn gevoel gaat het boek over 'de mens' in het algemeen. De mens die zijn medemens ziet maar niet begrijpt en weet dat hij zelf ook niet begrepen wordt. Die zich ergert aan de ander maar ook aan zichzelf. Die beseft dat die ander ook maar een mens is, net als hijzelf. Die inziet dat het leven zinloos is maar toch probeert er betekenis aan te geven. Die vrienden heeft maar eenzaam blijft. Die elke dag maar weer moet zien door te komen.

De mens met zijn zelden belangrijke geschiedenis, dáár gaat De Avonden over. En dus over onszelf. Althans, zo lees ik het. Het gaat óók over de mogelijkheid tot mededogen met de ander. En natuurlijk bewijst het boek tegelijkertijd dat je van een onbelangrijke geschiedenis belangrijke kunst kunt maken, waarmee het naast alle treurigheid ook troost biedt. Ik hoop het in december weer te lezen.

En nu wordt het tijd om  mijn 'Auster-project' weer op te pakken.

donderdag 3 januari 2013

Rotterdam 2013



















Wat betreft Rotterdamse humor is de Marokkaanse slager/groenteboer geheel ingeburgerd. Gisteren kocht ik tomaten, dadels en een courgette bij hem en zei erbij: 'Ik hoef geen tasje.' 'Zeven euro negentig,' zei de groenteboer.' 'Zonder tasje wordt acht euro.'

Foto hier gevonden.

dinsdag 1 januari 2013

Blogfiliaal






















Een goed 2013 voor jullie allemaal! 

Een nieuw jaar, een nieuw plannetje. 2013 is het Jaar van het Voorlezen en omdat ik voorlezen leuk en belangrijk vind en bovendien af en toe het internet afspeur naar plaatjes van lezers, heb ik bedacht om een weblogje te beginnen met vereeuwigde voorlezers. Een jaar lang elke dag een nieuwe voorlezer plaatsen zal denk ik niet haalbaar zijn, maar misschien ook wel, want het aantal geschilderde lezers lijkt haast oneindig. Maar ik moet ze natuurlijk ook nog weten te vinden.

Een beetje reclame zou ik wel leuk vinden, omdat voorlezen veel aandacht verdient. Dus schroom niet.

Schilderij: Martin Baillie, Reading from 'Winnie the Pooh'